Skip to main content

Technologische sprongen, banenverlies en toenemende ongelijkheid

De opwinding van tech-mensen als ze het hebben over de dingen die op het punt staan te gebeuren op medisch gebied is moeilijk te overtreffen. Eric Horvitz, co-directeur van Microsoft Research vertelde over een systeem dat zeer nauwkeurig kan voorspellen hoeveel kans een zwangere vrouw loopt op een postnatale depressie door te kijken naar haar Twitterberichten. Je hoefde alleen maar te letten op hoe vaak ze de woorden ik en mij had gebruikt.

Eduardo Porter vervolgt zijn artikel in The New York Times over technologie en de toekomst van arbeid met een citaat van Ramesh Rao van het California Institute for Telecommunications and Information Technology in San Diego over hoe dokters die met behulp van video en audio op afstand de toestand van slachtoffers van een beroerte hadden beoordeeld in 98 procent van de gevallen de juiste instructies hadden geven.
Dit is nog maar het begin. “De echte innovatieve dingen hoeven alleen nog maar geactiveerd te worden”, zegt hij: “Wat er ook gebeurt, het zal ontwrichtend zijn”.

Maar dit is nog slechts het halve verhaal.

Een paar jaar geleden zou dit soort technologische ontwikkeling als louter goed nieuws worden ontvangen: een gelegenheid om de volksgezondheid en de levensstandaard te verbeteren. Bovendien zouden vermindering van zorgkosten en verhoging van productiviteit de leidende positie van de Verenigde Staten op het gebied van technologie wel eens kunnen consolideren.

Er is evenwel een groeiend pessimisme waar te nemen in het besef van de gevolgen van zulke innovaties. Het is een oude angst die altijd aanwezig is sinds Ned Ludd in het negentiende eeuwse Engeland twee textielmachines kapot sloeg. Met die daad begon de opstand van de Luddieten, de eerste georganiseerde activistenbeweging tegen technologische verandering.

De vraag rijst: Wat gebeurt er als technologie een vervanging voor arbeid wordt, in plaats van een aanvulling daarop?

J. Bradford Delong, hoogleraar economie aan de Universiteit van California in Berkeley heeft onlangs geschreven dat de hele geschiedenis door elke nieuwe machine die werk deed dat voorheen door mensenhanden en -spieren werd gedaan de vraag naar aanvullende menselijke vaardigheden deed stijgen, zoals van ogen, oren en hersenen.

Steeds minder banen voor mensen

Maar er is geen garantie dat dit altijd zo zal blijven. Sommige banen – van kindermeisjes of serveersters – zullen blijven bestaan, maar naarmate de informatietechnologie banen binnensluipt die voorheen voor het merendeel afhankelijk waren van denkkracht, dreigen er steeds minder banen over te blijven voor mensen.

Dit soort ketterse ideeën wil er niet in bij de heersende economen die uitgaan van de regel dat kapitaal – van grond en draaibanken tot computers en deeltjesversnellers – complementair is aan arbeid.
Het was een regel, geschreven door economen als Robert Solow die in 1987 de Nobelprijs voor economie won vanwege zijn theorie over hoe arbeid, kapitaal en technologische vooruitgang bijdragen aan economische groei. Solows model dat indertijd gebaseerd was op een bestendige economie zonder structurele veranderingen heeft het denken over economische groei van midden jaren vijftig tot midden jaren tachtig gedomineerd.

Maar het begint te dagen dat aan een lang gekoesterd geloof niet meer vastgehouden kan worden. Het deel van het nationaal inkomen*) dat naar werknemers gaat – in de vorm van lonen en uitkeringen – is de laatste vijftig jaar aan het dalen. Het nationaal inkomen bestaat voor het grootste deel uit winsten van corporaties sinds 1920, het jaar waarin de regering met het bijhouden van statistieken is begonnen.
In een recent interview geeft Solow toe dat zijn groeimodel niet meer opgaat: “Als er iets structureels gebeurt in de economie, kan dat het aandeel van kapitaal doen vermeerderen”.
Hij doelt daarmee op de technologie, waarschijnlijk niet de enige oorzaak van het dalen van het arbeidsaandeel. Hij doelt ook op “alledaagse oorzaken”, zoals de erosie van het minimumloon, de teloorgang van de invloed van vakbonden en nieuwe anti-arbeidswetten.

Maar de technologie speelt duidelijk een rol. Solow: “Over tien of vijftien jaar zullen we meer weten, maar als ik de gegevens nu zou moeten interpreteren, dan zou ik zeggen dat, als de economie meer kapitaalgericht wordt, het kapitaalaandeel van het nationaal inkomen zal stijgen”.

Steeds grotere inkomensverschillen

Deze verschuiving vindt wereldwijd plaats. In een recent artikel van de Quarterly Journal of Economics beweren Loukas Karabarbounis en Brent Neiman van de Booth School of Business van de Universiteit van Chicago, dat het deel van het nationaal inkomen dat naar werknemers gaat wereldwijd is gedaald. Aangezien de kosten van kapitaalinvesteringen relatief lager zijn geworden dan de arbeidskosten, is het zakenleven snel overgegaan tot het vervangen van werknemers door technologie.

Sinds medio jaren zeventig is er wereldwijd een trend zichtbaar. Kapitaal en arbeid zijn meer inwisselbaar dan wat economische standaardmodellen ons doen geloven, aldus professor Neiman: “Dit gebeurt overal ter wereld. Het is wereldwijd dé trend”.
De mogelijke gevolgen zijn niet best. De grote verschillen in inkomen die almaar groter worden sinds de jaren tachtig, zullen nog groter worden.

Maar het is niet makkelijk precies te voorspellen hoe de verhouding tussen inkomen uit kapitaal en uit arbeid zal zijn in de komende tien jaar. Een collega van Solow, Daron Acmoglu van het Massachusetts Institute of Technology (MIT) vertelde dat “technologie in de toekomst er ook toe kan bijdragen dat het aandeel van arbeid toeneemt”.

Tyler Cowen, hoogleraar economie aan de George Mason-universiteit in Virginia is van mening dat de definities van arbeid en kapitaal nogal willekeurig zijn. Hij zoekt liever naar relatief schaarse productiefactoren waarvan hij er twee heeft gevonden: natuurlijke hulpbronnen die in snel tempo verminderen, en goede ideeën die grotere markten kunnen bereiken dan ooit tevoren.
Als je een van deze twee bezit, dan kun je de meeste vruchten plukken van de groei.

Lange tijd was een principe in de economie dat technologische verandering leidt tot inkomensongelijkheid door een hogere beloning van vaardigheden dankzij een dynamiek die skill-biased technical change (SBTC) wordt genoemd. Technologische vooruitgang zou ten goede komen aan hoogopgeleiden, terwijl routinematig lager geschoold werk wordt gesubstitueerd door kapitaal.
De verliezers zijn werknemers wier baan vervangen kan worden door machines, in de textielindustrie bijvoorbeeld. Degenen wier werk meer waard wordt door machines zijn de winnaars. Denk aan de handelaren van Wall Street die zich bedienen van ultrasnelle computers.

Een nieuwe route naar meer ongelijkheid

Maar, het wordt steeds duidelijker dat dit niet het hele verhaal is. De hardnekkige daling in het arbeidsaandeel van het inkomen wijst op een andere dynamiek. Noem het capital-biased technical change. Hierbij worden werknemers met een fatsoenlijk loon vervangen door machines, ongeacht hun vaardigheden.

Een voorbeeld daarvan laat het onderzoek zien van de Canadese economen Paul Beadry, David Green en Benjamin Sand. Zij ontdekten dat de vraag naar hoog gekwalificeerde werknemers in de V.S. het hoogtepunt bereikte in 2000 en daarna begon af te nemen, zelfs toen hun aantal bleef toenemen. Dit heeft uiteindelijk geleid tot het omlaagdrukken van hoog gekwalificeerde werknemers op de ladder van vaardigheden, die op hun beurt de minder geschoolde werkers omlaagdrukten.

Deze dynamiek opent een nieuwe route naar meer ongelijkheid: de toename van geërfde rijkdom, een actueel thema dat diepgaand is onderzocht door de Franse econoom Thomas Piketty die momenteel met zijn nieuwe boek Capital in the Twenty-First Century over de gevolgen van de ongelijkheid in bezit en vermogen internationaal furore maakt. Een kleine groep mensen wordt steeds rijker doordat hun vermogen sneller groeit dan de economie. Arbeid wordt een steeds minder bepalende factor voor rijkdom.

En wat zijn de prognoses voor goede banen in de geneeskunde? Beleidsmakers houden zich vast aan de hoop dat de Amerikaanse werknemer van de middenklasse in de toekomst zal kunnen blijven steunen op een groeiende gezondheidsindustrie. Maar de technologie kan deze belofte ook makkelijk breken.

“Banen in de gezondheidszorg mogen nu zeker zijn”, aldus Gordon Hanson, hoogleraar economie aan de Universiteit van California in San Diego, “maar ons gevoel over wat zekerheid is wordt steeds opnieuw ondergraven door de gevolgen van technologische vooruitgang”.

Of, zoals Rao het zei: “Voor een diagnose van een depressie aan de hand van Twitterberichten heb je geen medische opleiding nodig”.
De enige zekere weg naar de toekomst schijnt al bezaaid te zijn met heel veel geld.

Noot
*)
Nationaal inkomen is de som van de primaire inkomens van de ingezetenen van een land in een jaar. Primaire inkomens zijn inkomens die men ontvangt als beloning voor het ter beschikking stellen van productiefactoren: loon + pacht + huur + rente + winst. Het nationaal inkomen kan bruto of netto en tegen marktprijzen of tegen factorkosten worden berekend.

Zie artikel Tech Leaps, Job Losses and Rising Inequality, door Eduardo Porter, The New York Times, 15 april 2014: www.nytimes.com