Skip to main content

Jelmer Evers

“Leraren aller landen verenigt u!” Een voorzet om onze beroepsgroep te vernieuwen

Jelmer Evers doet in een blog een beroep op leraren zich te verenigen en legt uit dat dat cruciaal is voor de fundamenten van een democratische maatschappij.
Evers is docent geschiedenis, blogger en onderwijsactivist. Met René Kneyber schreef hij het boek Het alternatief – Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! Een internationale uitgave verscheen in 2015: Flip the system. Changing education from the ground up.

Evers in zijn blog op Onderzoek Onderwijs.net*): Iedereen die op Twitter zit – en kranten leest trouwens – en iets met onderwijs heeft kan het niet ontgaan zijn dat er iets aan de hand is in lerarenland. Er is veel te doen over de representativiteit van lerarenorganisaties. De Onderwijscoöperatie (OC) heeft als motto Van, voor en door leraren, maar daar is de afgelopen tijd weinig van gebleken .

De druppel die de emmer deed overlopen was de afgewezen sollicitatie van Jan van der Ven naar het voorzitterschap van de Onderwijscoöperatie. Dat was het eerlijk gezegd voor mij ook. Jan was unaniem voorgedragen door de adviescommissie van leraren, maar werd afgewezen door het bestuur, bestaande uit vakbondsleiders. Met name door het lerarenregister waren de verhoudingen al op scherp gezet. Het register en de Onderwijscoöperatie worden nu als iets van beleidsmakers (en OCW) gezien in plaats van de beroepsgroep zelf. We zijn dus in de bizarre situatie terecht gekomen dat vakbonden tegenover degenen lijken te staan die ze vertegenwoordigen. Maar ik denk dat de huidige crisis een kans is om noodzakelijke hervormingen door te voeren. Wat Dennis Shirley “the promise of the present moment” noemt.
Een manifest in zes punten:

  1. Meer democratie
  2. Meer organising en netwerken
  3. Meer actieve leraren in besturen
  4. Gebruik nieuwe technologieën
  5. Een fusie van alle vakbonden.
  6. Aansluiten bij Education International

Vakbonden, ongelijkheid en democratie

Ik denk dat het goed is om eerst iets vast te stellen: vakbonden zijn een democratische noodzaak. En die noodzaak is alleen maar sterker geworden de afgelopen 30 jaar. Ik heb veel gezucht en gesteun gezien de afgelopen jaren over “die bonden”. Dat was zelfs doorgedrongen tot de parlementsleden van de voormalige Partij van de Arbeid. Ik heb niet vaak zo’n dedain tegenover vakbonden gehoord. Unions, who needs ‘em? Right? Wrong. We kunnen niet zonder vakbonden. Teruglopend vakbondslidmaatschap zet de fundamenten van onze democratie onder druk. Dus als iemand roept dat vakbonden ouderwets zijn, dan laten ze eerder een gebrek aan historisch besef zien.

Gedurende de Industriële Revolutie organiseerden arbeiders zich in vakbonden zich om zich tegen uitbuiting te beschermen en om gezamenlijk politieke, economische en sociale veranderingen te bewerkstelligen. Dat had grote politieke repercussies: democratie en economische gelijkheid. De grote sociaaldemocratische politieke partijen van de twintigste eeuw hebben hun oorsprong in de arbeidersbeweging. Vakbonden zijn niet alleen maar goed voor hun leden, maar dienen ook als catalysator voor bredere sociaaleconomische hervormingen. Zonder vakbonden geen ontslagrecht, sociaal vangnet, 8-urige werkweek, progressief belastingstelsel, weekenden vrij, vakanties. Om maar een paar belangrijke sociaaldemocratische verworvenheden te noemen.

Dat lijken we te zijn vergeten. In deze tijd dat ongelijkheid snel toeneemt, spelen vakbonden juist een cruciale rol. Vakbonden bieden een tegenwicht tegen de 1% en grote multinationals. De afnemende invloed van bonden heeft er waarschijnlijk toe bijgedragen dat het salaris van CEO’s disproportioneel is toegenomen ten opzichte van werknemers (Western & Rosenfeld 2011) Republikeinen, aangespoord door rijke donoren, hebben vanaf de jaren ‘70 vakbonden in de Verenigde Staten onschadelijk gemaakt. Begin jaren ’80 gebeurde dat in iets mindere mate in Groot-Brittannië. Dat heeft grote gevolgen gehad voor de politieke verhoudingen en economische ongelijkheid in die landen. Dat is recentelijk alleen maar in een stroomversnelling gekomen. En dat is geen natuurwet, maar een bewust gecreëerde politieke constellatie. We find that declining unions and the fall in the real value of the minimum wage explain about half of rising inequality, while computerization explains about one-quarter. This suggests that much of rising inequality in the USA is driven by worker disempowerment rather than by market forces”.
In een analyse van toenemende ongelijkheid en deelname aan vakbonden bleek uit een analyse van het Economic Policy Institute dat deze grotendeels aan elkaar gespiegeld zijn. (Gordon n.d.) Met afnemend vakbondslidmaatschap neemt de ongelijkheid evenredig toe.

unions and shared prosperity

Het is ook aannemelijk dat er een groot verband bestaat tussen de val van de vakbonden en de hernieuwde opkomst van ongelijkheid en de daarmee samenhangende opkomst van rechts-populisme. Neil Gross vatte het vlak voor de verkiezingen in een long-read in de New York Times als volgt samen: If infused with a democratic spirit — organized and run in a non-autocratic fashion with an eye to the greater good — a labor union might inculcate civic virtues in its members, pushing them to think and vote in a more enlightened way (Gross 2016) Onthoud deze zin, hij is cruciaal. Gross haalt in zijn artikel socioloog Walter Lipset aan, die poneerde in 1956 in Democracy and Working Class Authoritarianism al dat er een verband is tussen democratisch georganiseerde vakbonden en vatbaarheid voor rechts-populisme (Lipset 1959). In een recente studie, Union members at the polls in diverse trade union landscapes, tonen Christoph Arnd en Linne Renwadt aan dat leden van een vakbond nog steeds eerder voor sociaal-democratische partijen stemmen en minder vaak voor rechts-populisten dan niet-leden (Arndt & Rennwald 2016). En dit staat in een veel langere traditie, de International Labour Organisation werd onder andere door grote druk van internationale vakfederaties in 1919 opgericht omdat werd ingezien dat de rechten van werknemers cruciaal zijn voor het behoud van de vrede. Met de opkomst van totalitaire regimes in de jaren ’30 waren het de vakbonden die het eerst werden afgeschaft en vakbondsleiders opgesloten of vermoord. Dat is nog steeds zo.

De nieuwe regenten

Dit uitstapje is nodig. Georganiseerde arbeid, werknemers en professionals zijn hard nodig als tegenwicht tegen de groeiende ongelijkheid en het behoud van onze democratische instituties. En dat terwijl de organisatiegraad ook in Nederland terugloopt. Dat blijkt ook weer uit een recente monitor van het CBS (CBS 2017). En daarvoor zijn wel enkele redenen aan te wijzen, naast de algemene tendens dat traditionele instituties aan invloed verliezen. Vakbonden beschermen ten eerste teveel de rechten van oude werknemers en de gevestigde orde. Ze hebben daarnaast te vaak een hiërarchisch cultuur die weinig innovatie en initiatief van onderop toelaat. Ten derde is er sprake van een byzantijnse inspraak- en organisatiestructuur. Op papier is er wel sprake van democratie, maar in de praktijk komt daar maar heel weinig van terecht, de schijn wordt opgehouden. Ten vierde is er geen binding en meer met de werkvloer. Vakbonden zijn geen netwerkorganisaties meer die in de haarvaten van het onderwijs – op scholen dus – zitten. Zo zijn we in het onderwijs veroordeeld tot een procentje meer of minder terwijl de nood steeds hoger wordt. Dat dit niet doordrong, of dat betekent dat de vereniging haar binding met de leden is verloren. En dat vakbondsleiders – al dan niet terecht – als nieuwe regenten worden gezien.

Maar dit fenomeen is niet nieuw. Alhoewel de drempel wel een stuk lager is door nieuwe technologie, is niet perse Facebook de oorzaak van dit soort activisme. Naar aanleiding van PO in Actie schreef Menno Tamminga in het NRC een mooie analyse: Vakbonden, woede op de werkvloer, en dan? (30 oktober 2027). Hij neemt ons daarin mee terug naar 1988 toen verpleegkundigen “in opstand” kwamen tegen de gevestigde orde: Verpleegkundigen en Verzorgenden in opstand, VVIO. Ook hier was het een actiegroep die noodzakelijke eisen kracht bijzette met succesvolle acties en daarbij de vakbonden passeerden. Precies zoals nu met PO in Actie. Een andere les is ook dat de actiegroep zich daarna heeft omgevormd tot een meer traditionele vakbond, NU 91.

Vakbonden behoren democratische verenigingen te zijn, met een sterke en nauwe binding met hun leden. Maar ik heb eerlijk gezegd in de scholen waar ik heb gewerkt nog nooit een vakbondsvertegenwoordiger gezien. Ik weet van mijn huidige school ook niet of we die hebben. Ik had dan ook absoluut geen binding met een vakbond toen ik ging lesgeven. Toen René Kneyber en ik aan Het alternatief begonnen, waren vakbonden niet de eerste plek om hulp te zoeken. Hetzelfde gebeurde met de organisatoren van PO in Actie. Terwijl een staking voor meer salaris en minder werkdruk toch echt tot de core business van een vakbond behoort. Zoals in De Groene werd aangehaald is in een ideale wereld een vakbond de spreekbuis en ingang tot meer inspraak van haar leden. Dat dit nu niet het geval is, en voor veel mensen is verworden tot een veredelde verzekering, is dodelijk.

In De Groene van 25 oktober 2017 worden de kansen en gevaren van wat wordt bestempeld als de “stemmingendemocratie” op een rij gezet in het artikel van Jaap Tielbeke, Facebook versus vakbond: In het slechtste geval is ze een uitlaatklep voor blinde emotie, maar in het beste geval biedt ze burgers of beroepsgroepen de mogelijkheid om buiten de bestaande, misschien wat vastgeroeste kaders om terechte grieven aan te kaarten. Maar tegelijkertijd zijn het oude en het nieuwe ook van elkaar afhankelijk. Zoals Tamminga concludeert: de like op Facebook kan tot nu toe niet zonder het lid van de vakbond. En andersom.

Het gevaar zit hem namelijk ook in clicktivisme (Morozov 2012). Een petitie en projectje hier, en een facebookgroep daar, maar geen duurzame achterliggende structuren opbouwen. Een belangrijke les van de Occupy-beweging, en ook de Arabische Lente, was juist dat zonder een sterke organisatie en duidelijke politieke doelen massa-bewegingen weer heel snel uit elkaar kunnen vallen. Goed georganiseerde vakbonden hebben daarom nog steeds een grote meerwaarde. Bij PO in Actie steunen op dit moment de besturen de acties nog. Maar wat als er meerdaagse acties nodig zijn? Een lange adem? Is er dan een stakingskas voor niet-georganiseerde leraren? De kracht van PO in Actie zit juist ook in de verbinding die ze zoeken met bestaande vakbonden (ik hoop dat de andere ‘acties’ daar wat van leren).

Organising

Dat georganiseerde slagkracht hard nodig is heb ik inmiddels zelf van dichtbij mogen meemaken. Ik werk de laatste paar jaar met en bij Education International (EI). Een federatie van ca 400 vakbonden en beroepsverenigingen van leraren en ondersteunend personeel. EI heeft veel internationale campagnes om de belangen van leraren te bevorderen en te verdedigen. Een van de grote strijdpunten wereldwijd in het onderwijs is de privatisering van scholen en onderwijssystemen (en educational technology), ook hier. Die strijd wordt voor ons op andere plekken gestreden. Een voorbeeld is de Global Response to Commercialisation and Privatisation of Education, een enorme campagne die zich van Uruguay tot Liberia en van de Verenigde Staten tot de Filipijnen uitstrekt. Dit is cruciaal voor leraren en goed publiek onderwijs, niet alleen in Afrika, Azië en Zuid-Amerika, maar ook bij ons. De hoeveelheid venture capital die op zoek is naar de Uber van het onderwijs is enorm. Zonder EI zouden deze bedrijven en investeerders vrij spel hebben in landen als Liberia, Kenia en Oeganda. Onderzoek, nationale campagnes, allianties met NGO’s versterken elkaar internationaal. Dat betekent dat EI samen met haar lidorganisaties netwerken opbouwen, aan capacity building doen, lobbyen. Cruciale vertegenwoordiging bij UNESCO en de OESO om maar een paar voorbeelden te noemen.

Zonder lidmaatschap, contributie, mensen die daar worden vrijgemaakt vinden al deze activiteiten niet plaats, ook nationaal is dat nodig. Helaas is recentelijk alleen nog maar de AOb lid gebleven van Education International. CNV heeft vorig jaar haar lidmaatschap van EI opgezegd. En dat brengt me bij het volgende punt. Bovenstaande argumenten voor vakbonden (of beroepsorganisaties) snijden alleen hout als de verenigingen zelf democratisch, plat en genetwerkt zijn. Hoeveel leden wisten dat CNV lid was van EI? Hoeveel leden is wat gevraagd of ze niet meer lid wilden zijn van EI? Zijn geïnformeerd dat het CNV zich ging terugtrekken?

De internationale kant is maar een voorbeeld. Vakbonden moeten moderniseren. Ten eerste moet organising de kern van de vakbond worden. Niet meer ‘een sociale ANWB’ (Tamminga 2017a), maar een actieve belangenvertegenwoordiger die precies weet wat er speelt onder haar leden. We moeten af van de byzantijnse organisatie- en inspraakstructuren in vergaderzaaltjes. Getrapte vertegenwoordiging via regio- en sectorvergaderingen waar niemand meer komt opdagen – en als er iemand komt dan vaak dezelfde personen – is geen democratie meer. De Algemene Vergaderingen van de bonden moeten anders worden ingericht, waarom de vergadering bijvoorbeeld niet livestreamen en direct stemmen op afstand? Met nieuwe technologieën kan veel meer directe inspraak worden bewerkstelligd in de vertegenwoordigende vergaderingen. Ze kunnen ook een cruciale rol spelen in het organiseren. Zie nogmaals het succes van de Facebook-pagina van PO in Actie.

Kaderleden (misschien ook een nieuwe naam?) moeten daarom veel meer ondersteuners van nieuwe netwerken worden, de scholen weer in en sowieso kennis en actief zijn op sociale media. Niet alleen de Onderwijscoöperatie, maar alle vakbonden en lerarenorganisaties (AOb, CNV, FVOV, VVVO) moeten van, voor en door leraren worden. Er zijn al heel veel fantastische bottom-up initiatieven, zoals de meetups die zich steeds verder verspreiden. Daar kunnen we van leren.

Ook op dit vlak is veel te leren uit het buitenland. Zoals ook blijkt uit een studie van Howard Stevenson van vakbondsvernieuwing zitten in veel andere landen de bonden in de haarvaten van de school (Bascia & Stevenson 2017). Vakbonden claimen bij uitstek op te komen voor de professionele autonomie van leraren. Waarom niet in plaats van een incidentele workshop of congres, diepgaande netwerken opbouwen van MR-leden bijvoorbeeld? Lokaal georganiseerd in gemeentes en genetwerkt via een online platform. Dat netwerk zorgt voor capacity building en bevordert dat medezeggenschapsraden zich ook meer democratisch gaan ontwikkelen en professionele autonomie op scholen bevorderen. Het zijn juist dat soort activiteiten die bijvoorbeeld in het buitenland, onder andere in Nieuw-Zeeland en Californië, succesvol zijn gebleken of waarmee wordt geëxperimenteerd.

De toren van Babel

Daarnaast moeten we ook kijken naar het hele veld van lerarenorganisaties en de scheiding tussen vakinhoudelijke (beroeps)vertegenwoordiging en arbeidsvoorwaardelijke vertegenwoordiging. Op dit moment hebben we een wirwar aan verschillende lerarenorganisaties. We hebben de twee grote vakbonden AOb en CNV. Daarnaast hebben we ook nog de Federatie van Onderwijsvakorganisaties FVOV. Dat is een federatie van vakverenigingen die zich tot vakbond heeft omgevormd. Ik vraag me af of de leden van onder andere Levende Talen (LT) en de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren (NvvW) weten dat ze ook lid zijn van de FVOV als vakbond. En of ze daar überhaupt inspraak in hebben, ik denk het niet. En dan bedoel ik niet die papieren nepinspraak die er nu is.

De AOb heeft afgelopen jaren de meeste klappen opgevangen en dat is onterecht. Toen de AOb het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA) niet ondertekende deden de andere bonden dat wel. Inclusief de FVOV. Daar sta je dan als meest activistische bond. Als er een nullijn wordt afgekondigd op overheidssalarissen en het NOA wordt ondertekend door alle andere partijen, dan kom je in een isolement terecht. Dat is hier ook gebeurd. Deze verdeeldheid leidt tot een zwakke positie van alle leraren. Ik denk dan ook dat het tijd is om serieus over een fusie na te gaan denken. In Engeland zijn net de ATL en de NUT gefuseerd tot de National Education Union (NEU) waarbij er een bond van 500.000 leraren is gevormd. Tegelijkertijd is de fusie ook aangegrepen om vernieuwingen door te voeren. Ook in Nederland hebben we een geschiedenis van fuserende onderwijsbonden. Waarom nu ook niet?

En waar houdt beroepsinhoudelijke vertegenwoordiging op en begint arbeidsvoorwaardelijke vertegenwoordiging? Waar ligt precies die scheidslijn? Het leraarschap is een intellectueel beroep, een domein waar van oudsher niet vakbonden, maar beroepsverenigingen natuurlijke vertegenwoordigers zijn. Maar zoals ook heel duidelijk blijkt bij NU91, die zichzelf een beroepsvereniging noemt, komen zij op voor de inhoud van het beroep en de arbeidsvoorwaardelijke kant. Uit Stevensons studie blijkt ook dat wereldwijd wordt ingezien dat als lerarenvakbonden zich alleen richten op de bread and butter issues, ze geen lang leven beschoren meer zijn. Je moet je kunnen identificeren met een vereniging. En die identiteit ligt over het algemeen op het professionele, inhoudelijke vlak (Bascia & Stevenson 2017).

Daarnaast klinkt een beroepsvereniging mooi, maar mislukt ze ook vaak. In Ontario hebben ze daar al twee keer ervaring mee. Op dit moment bestaan er grote spanningen tussen de Teachers Council en de Ontario Federation of Teachers om, je raadt het al, hun lerarenregister. De OTF is terecht uitermate kritisch. In Schotland werkt het omdat de Education Institute of Scotland (EIS) ruim 85% van alle leraren vertegenwoordigt. Leraren in het register zijn ook leraren in de EIS. In Finland zien ze de noodzaak niet in van een aparte beroepsvereniging, omdat 95% van de leraren lid is van de OAJ. Die zowel beroepsvereniging als vakbond is. (Ze nemen ook genoegen met een beroepsethische code, en willen geen register).

En waarom zou je in Nederland lid worden van twee verenigingen? Je kunt je aandacht en geld maar een keer verdelen. Verenigingen bestaan bij de gratie van actieve leden. Dat blijkt wel uit het rumoer van de afgelopen tijd. Stel de beroepsvereniging holt het lidmaatschap van vakbonden verder uit, en als puntje bij paaltje komt de roep om een niet publiekelijk zal ondersteunt omdat het een beroepsvereniging is. Wat dan? Maar als ze dat wel doet, wat is dan het verschil met een vakbond? Misschien moeten we inderdaad de Onderwijs Coöperatie omvormen tot een universele democratische beroepsvereniging. Maar misschien is een fusie van de bonden ook een optie. Nog een nieuwe organisatie is geen goed idee denk ik.

E Pluribus Unum

Dit is uiteindelijk een lang verhaal geworden. Maar het is complex en het gaat me enorm aan mijn hart. Ik claim de waarheid niet in pacht te hebben, maar dit zijn wel overwegingen waarmee ik worstel. Ik ben op zoveel verschillende plekken zoveel goede mensen tegengekomen. Mijn eigen bond – de AOb – is daardoor veel dichter bij me komen te staan dan een aantal jaren geleden. Ondanks een flinke desillusie rondom het register en de verkiezing van de nieuwe voorzitter van de OC geloof ik dat we geen andere keuze hebben dan een sterke beroepsvertegenwoordiging, of we die nu nou vakbond of beroepsvereniging noemen. Ik geloof niet zo in die scheiding. Een nieuwe tijd vraagt om nieuwe instituties.

Voorop staat dat alle lerarenorganisaties meer van, voor en door leraren moeten worden en dat we ons anders moeten gaan organiseren. Ik stel dan ook de volgende actiepunten voor:

  1. Meer democratie in alle lerarenorganisaties AOB, CNV, FVOV, VVVO en alle individuele kleinere vak-en beroepsverenigingen. Weg met de byzantijnse vergadercultuur.
  2. Meer organising en netwerken in de haarvaten van de scholen in plaats van te grote nadruk op belangenbehartiging in Den Haag. Leden, en de werkvloer, gaan altijd voor.
  3. Een meerderheid actieve leraren in het dagelijks en in het hoofdbestuur (laatste is meestal al zo) en alle voorzitters zijn actieve leraren. Of ze gaan met tijdelijk verlof van vier jaar.
  4. Gebruik maken van nieuwe technologieën om meer inspraak te en capaciteitsontwikkeling te faciliteren.
  5. Een fusie van alle vakbonden. We streven naar een fusie van vakbonden, waarbij leraren zich kunnen organiseren rondom programma’s: werkdruk, klassengrootte, wel-geen register, welke curriculumvernieuwing, welke netwerken gaan we opbouwen, etc. Deze nieuwe vereniging behartigt zowel de arbeidsvoorwaardelijke als de beroepsinhoudelijke kant.
  6. Alle lerarenorganisaties sluiten zich aan bij Education International (dat kan nu ook al). Onderwijsbeleid is globaal geworden en die strijd kunnen we alleen maar samen aangaan en winnen.

Maar dit kan alleen gebeuren als we zelf die verandering voorstaan. We zijn lid van verenigingen en verenigingen hebben inspraak. Zo vol zitten die vergaderingen niet. Als je je al een beetje organiseert heb je zo de meerderheid. Meld je ook aan als kaderlid, maar stel dan ook de voorwaarde dat de zaken anders moeten worden ingevuld. Daarnaast is dit een oproep aan besturen van vakbondsorganisaties om niet af te wachten tot de vergaderingen vol lopen om die verandering te eisen, maar om zelf actief die verandering in te zetten. PO in Actie is zowel een inspiratie als waarschuwing.

Hieronder volgt alvast een lijst van vergaderingen van de AOb. Maar dit geldt net zo goed voor het CNV. Stel dan gelijk de vraag waarom je geen lid meer bent van EI. En voor bijvoorbeeld Levende Talen en NVVW Leraren. Waarom zijn jullie lid van FVOV? Moet dat ook niet eens ter discussie worden gesteld? Laat je niet afschepen en organiseer jezelf.

En zoals altijd de uitspraak van Hillel de Oudere en het leitmotiv van Het alternatief: ‘Als ik niet in mijn naam spreek, wie ben ik dan? En als wij onze stem niet laten horen, wie zal het dan doen? En als we dat nu niet doen, wanneer dan wel?’

Lijst met vergaderingen van AOb, meld je hier aan: http://www.aobevents.nl/vereniging (Niet meer beschikbaar)

Zuidwest: Voorbereidende vergadering op de AV – Goes – 13 November

Noordwest: Voorbereidende vergadering op de AV – Amsterdam – 14 november

Zuid: Voorbereidende Algemene Vergadering Eindhoven – 20 november

Zuidwest: Voorbereidende vergadering op de AV – Rotterdam – 21 november

Noord: Voorbereidende vergadering en brainstormsessie – Groningen – 22 november

Algemene Ledenvergadering – Utrecht – 24 november 2017 (die wordt gelivestreamed geloof ik)


Bronnen

Union decline and rising inequality in two charts, door Colin Gordon, Economic Policy Institute, 5 juni 2012: www.epi.org/blog/union-decline-rising-inequality-charts/

The Decline of Unions and the Rise of Trump, door Neil Gross, The New York Times, 21 augustus 2016: www.nytimes.com/2016/08/14/opinion/sunday/the-decline-of-unions-and-the-rise-of-trump.html

Meer vrouwen, minder mannen vakbondslid, Centraal Bureau voor de Statistiek, 26 oktober 2017: www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2017/43/meer-vrouwen-minder-mannen-vakbondslid

Education International: https://www.ei-ie.org/en

Global Response to privatisation and commercialisation of education: www.ei-ie.org/en/item/24706:global-response-to-privatisation-and-commercialisation-of-education

Arndt, C. & Rennwald, L., 2016. Union members at the polls in diverse trade union landscapes. European Journal of Political Research, 55(4), pp.702–722.

Bascia, N. & Stevenson, H., 2017. Organising teaching: Developing the power of the profession, Brussels: Education International..

Lipset, S.M., 1959. Democracy and Working-Class Authoritarianism. American Sociological Review, 24(4), p.482.

Morozov, E., 2012. The Net Delusion: How Not to Liberate The World, Penguin.

Tamminga, M., 2017a. De vuist van de vakbond, een recente geschiedenis, Amsterdam: De Bezige Bij.

Vakbonden, woede op de werkvloer en dan? pp.1–2, door Menno Tamminga, NRC Handelsblad, 30 oktober 2017:  www.nrc.nl/nieuws/2017/10/30/vakbonden-woede-op-de-werkvloer-en-dan-13757150-a1579265

Facebook versus vakbond, door Jaap Tielbeke, De Groene Amsterdammer, 25 oktober 2017. www.groene.nl/artikel/facebook-versus-vakbond

Western, B. & Rosenfeld, J., 2011. Unions, Norms, and the Rise in U.S. Wage Inequality. American Sociological Review, 76(4), pp.513–537.



*)
Leraren aller landen verenigt u!,
door Jelmer Evers, Blogcollectief Onderzoek Onderwijs, 11 november 2017: https://onderzoekonderwijs.net

De oplossing voor beter onderwijs begint bij jezelf, op school

Jelmer Evers, leraar geschiedenis, vertelde op het Festival of Solutions van 24 april 2013 over zijn ervaringen als leraar vanaf het begin van zijn loopbaan. Hij gaf tevens goede raad over hoe het onderwijs van binnenuit te veranderen door gewoon zelf in de klas te beginnen

Op het mooie Festival of Solutions deed ik mijn verhaal. Ik heb het daarna ook nog in iets andere vorm opgeschreven voor Harriet Kollen en Rusz Bisecker Vacca op hun blog Vuur en Vlam. Die kun je hieronder ook vinden. De boodschap, leren en ook het leraarschap kun je niet los zien van de persoon, vanuit je eigen biografie. En de oplossing bestaat niet.
Alleen de oplossingen die je met leerlingen maakt, met je collega’s en uiteindelijk die we met elkaar maken om beter onderwijs te bewerkstelligen.

Ruimte om te leren zit allemaal in ons hoofd. Ruimte maak je en neem je. Creëer je ook door een pedagogisch klimaat. Onder de juiste omstandigheden komt talent tot bloei en voor mij komt dat op dit moment samen op UniC. Stel je een klaslokaal voor in Zuid-Afrika. Pretoria, Mamelodi High. Midden in een township. Veel armoede, geweld, aids. Maar tegelijkertijd gaat het gewone leven ook door en kom je enorm veel levensvreugde tegen. En een fantastische veerkracht bij de kinderen (en bij volwassenen).

Dit was dus een van mijn eerste leservaringen. Een klas van 40 leerlingen, kinderen die gebrekkig Engels spraken, een krijtje met een blackboard en geschiedenisboeken uit de Apartheid. Ga er maar aan staan. Ze konden enorm goed dingen uit hun hoofd leren: getraind en gedrild waren ze. En oh ja ik moest ze ook nog iets over Bismarck leren. Middenin een Township in de 21e eeuw over de IJzeren Kanselier, terwijl ze hun eigen stad nauwelijks kenden.
Ik was daar redelijk op mezelf aangewezen. Ik zat er met twee medestudenten en we hadden af en toe contact met de Universiteit van Pretoria. Mijn begeleider Mapule vond het fijn dat ze iets meer tijd had voor haar andere klassen. En terecht, wat werkten die docenten hard. Maar goed, ik was onder deze moeilijke omstandigheden eigen baas en kon samen met mijn collega’s veel sparren over het lesgeven.

Achteraf waren het de ideale omstandigheden om te leren. Ik heb er twee hele belangrijke lessen uit getrokken: kinderen en mensen zijn tot de meest prachtige dingen in staat, onder hele moeilijke omstandigheden. Ten tweede, leren is veel meer dan formele kennisoverdracht.  Ik was betrokken, leerde al doende, samen, van theorie en had tegelijkertijd ook een vangnet van een instelling. De perfecte combinatie van informeel en formeel leren. Achteraf, want het besef kwam pas met de tijd, is het een van de beste lessen die ik ooit heb gehad.

En dan? Dan ga je lesgeven in Nederland en dan kom je ineens in een keurslijf en werk je onder enorme werkdruk. Ik dacht: is dit het nou? Maar ja, lesgeven en werken met kinderen is zo leuk om te doen. In Zuid-Afrika is het vuur ontstoken en niet meer gedoofd. De school waar ik na een jaar ging werken gaf me ook alle vrijheid om het tweetalig curriculum in te richten, en die ruimte nam ik ook. Maar wat blijft de werkelijkheid weerbarstig door alle regels, collega’s, tijd en faciliteiten die er niet zijn. Ik had meer ruimte nodig.

Op een gegeven moment besloten mijn vrouw en ik om in het buitenland te gaan lesgeven. We waren aangenomen op een internationale school in Dubai. Maar juist op dat moment sloeg de crisis keihard toe, niet al te ver voor ons vertrek werd ons contract ineens verscheurd. En dan sta je ineens op een tweesprong. Ik kon teruggaan naar mijn oude school, stoppen met onderwijs, maar ik zag ook een advertentie voor een docent geschiedenis op UniC. Een school waar ik al veel over had gehoord en gelezen. Soms zijn er van die dingen die zo moeten zijn. Toeval bestaat niet en reageren op die advertentie was de beste beslissing die ik als docent heb gedaan. Het vuur laaide opnieuw op.

Waarom? Omdat we elkaar nodig hadden. UniC had mijn inhoudelijke expertise, niveau en enthousiasme nodig. En ik had de aandacht voor persoonlijke ontwikkeling nodig. De pedagogische kant. Wie ben ik? Wat wil ik? Wat kan ik? Daar gaat het echt om op UniC. Dat zijn vragen die mij als persoon ook nog dagelijks bezig houden. Wat ik daar vanaf het begin meemaakte was aandacht voor wie je bent, het kind, de persoon. Collega’s en leerlingen hebben me zoveel geleerd over persoonlijke ontwikkeling. Op UniC kwam ik voor het eerst meer een leergemeenschap tegen.

Tycho, inmiddels een oud-leerling, is daar een goed voorbeeld van. Tycho is een vrije geest die letterlijk bij Dave onze directeur naar binnen gleed, viool speelde op het dak, en bellen blies op school als statement. Mooie lange gesprekken over geschiedenis, onderwijs en inspiratie. Hij zei tegen mij “ga al die dingen doen” “neem die ruimte” Die nam hij zelf ook. Je moet stukken gaan schrijven, de politiek opzoeken, “Bellen blazen” En Tycho is maar een van vele voorbeelden. Juist door het gesprek ontstaat energie, inspiratie, reflectie, ruimte en lef. Voor mij een voorwaarde om te leren.

Bijvoorbeeld om veel te gaan experimenteren. Flipping the Classroom gaat voor mij bijvoorbeeld om keuzes, uitdagen en verantwoordelijkheid.  Keuzes binnen het curriculum, uitdaging om een niveau hoger te kiezen, of buiten bestaande paden te treden. En leren om verantwoordelijkheid te nemen. Flipping the Classroom maakt dat allemaal mogelijk, maar kan nog veel verder gaan. Het is een ontdekkingsreis voor zowel de leerling als de leraar. Maar bovenal is ruimte persoonlijk, dus haal er uit wat erin zit. Daar zit het vuur.

Er is dus veel ruimte heb ik gemerkt, maar tegelijkertijd werkt “het systeem” benauwend en er zitten onbegrijpelijke grenzen aan. Nog meer toetsen, te weinig tijd, te weinig ruimte voor diversiteit. Vernieuwing is al te vaak teruggezogen naar de middelmaat, er is te veel eenheidsworst in Nederland. Maar ook binnen het systeem kun je ruimte creëren. Als we allemaal onze mond houden gebeurt er niets. Elk gesprek, brief, blog, artikel, voorbeeld telt. Ook voor onze leerlingen, democratie bestaat namelijk bij de gratie van zijn burgers. Als wij het niet doen wat kunnen we dan van onze kinderen verwachten?

En nu? Waar gaan we heen na het Festival of Solutions? Niet naar een nieuw dogma in ieder geval. Er bestaat een hele brede schaal van structuur tot veel vrijheid en iedereen moet de keuze hebben om daarin te kiezen. We hebben geen revolutie nodig, maar evolutie. Een schaalbare oplossing kan alleen worden gevonden op het niveau van leerling , leraar en ouder. Er kan veel meer dan we denken, begin klein en doe het gewoon, binnen je school. En laat het weten, spreek je uit.

Het mooiste moment op het Festival was voor mij dat Sjoerd en Sebastiaan, twee UniC-leerlingen, na afloop naar me toe kwamen en zeiden dat ze mijn verhaal inspirerend vonden. Ze willen meedoen en meedenken. Daar begint het dus. Een klein vonkje wordt een groot vuur. Uiteindelijk komt dan die beweging ook in het systeem. Maar het verschil dat je maakt bij één kind is al onbetaalbaar.

Jelmer Evers is Voortrekker van Beroepseer. Zie: https://beroepseer.nl
Website Jelmer Evers: http://www.jelmerevers.nl/ (Website is opgeheven)

Leren van de onderwijstop

Op 13 en 14 maart 2013 vond de International Summit on the Teaching Profession plaats in Amsterdam. Als docent mocht ik de top bijwonen. Het was voor het eerst dat docenten aanwezig mochten zijn op een dergelijke top, waarvoor alle complimenten naar de onderwijsbewindslieden. Er werden hele zinnige dingen over onderwijs  gezegd. Maar luisterden Jet Bussemaker en Sander Dekker eigenlijk wel?

Summit

Inhoudelijk gezien was het een inspirerende bijeenkomst. Veel landen deelden hun good practice, en er werd een stevige discussie gevoerd. Het thema van de top was de kwaliteit van de docent, hoe die kwaliteit te meten en hoe docenten zich kunnen verbeteren. Er zijn grofweg twee richtingen te onderscheiden in internationaal onderwijsbeleid. Meer top-down, toetsen, meten  en afrekenen tegenover meer vertrouwen, verantwoordelijkheid en verbetering van docenten. Er is zoveel niet te meten in het onderwijs, zo is de redenering, dan kun je beter gewoon de allerbeste docenten voor de klas hebben en daar op inzetten. Evaluatie dient dan ook om het onderwijs te verbeteren, niet om docenten af te rekenen.

Aansprekende voorbeelden als Finland, Ontario,  Estland en Nieuw Zeeland zijn de laatste richting in geslagen. Zo sprak de Estse vertegenwoordiger gepassioneerd over ‘liberating the profession’ en van de Finnen is inmiddels wel bekend dat ze daadwerkelijk de docent centraal stellen en in staat stellen om goed onderwijs te geven. Dat zijn ook de landen waar docenten blijven lesgeven en waar de studenten van de lerarenopleidingen niet binnen vijf jaar afhaken.

Teleurstellend

Nee, dan ons land en onze bewindslieden. Natuurlijk werden in de geest van de top alle juiste woorden gezegd: samenwerken, vertrouwen, eigenaarschap en ruimte. In het beleid zie je dat helaas niet terug, integendeel. Het regeerakkoord stemde al niet vrolijk, maar juist rond deze top blijkt maar weer dat vertrouwen voor onze bestuurders een lege huls is. Een woord om het voetvolk tevreden te houden. In een interview richtte minister Bussemaker weer haar pijlen op de gesloten lerarencultuur. Die gesloten cultuur is er voor verantwoordelijk dat een kwart van alle leraren in opleiding en beginnende docenten vroegtijdig afhaken. Op die stelling is op zijn zachtst gezegd wel wat aan te merken

En dan staatssecretaris Dekker. Op de top probeerde hij tevergeefs al de volgens hem “hete aardappel”, leerlingresultaten koppelen aan docentevaluaties, in te brengen als beleidsinstrument. Hij kreeg geen gehoor op de top. Sterker, hij werd terecht gewezen dat dit een doodlopende weg was. En naar aanleiding van de openbaarmaking van de CITO scores presenteerde hij een kamerbrief met bijlage waarin opbrengstgericht werken, gestandaardiseerde toetsen en toegevoegde waarde, toverwoorden uit controle-land VS, de boventoon voerden. Toetsen die steeds meer de inhoud van ons onderwijs bepalen en een afrekencultuur in de hand werken.

Met name deze gang van zaken schijnt een licht op de werkwijze van de staatssecretaris en ons ministerie. De deelnemers van de top zaten nog maar net in het vliegtuig of er werd al weer beleid uitgerold dat precies tegen de uitkomsten van de top ingingen. Dat beleid lag natuurlijk gewoon klaar en de top was alleen maar voor de bühne. Ik weet dat het zo werkt. Maar toch verwacht je stiekem dat misschien juist deze keer onze bewindslieden een onderzoekende houding hebben en oprecht luisteren naar wat  andere landen doen en wat al die top-docenten er te zeggen hebben. Niet voor niets was er een enorme teleurstelling voelbaar onder de aanwezige Nederlandse docenten. Waar Sander Dekker regelmatig schermt met leraren die hem steunen (wie zijn dat eigenlijk?) voelden wij ons excuusleraren.

Gebrek aan ambitie

Hebben we niet gewoon een lerarentekort omdat het werk te zwaar is (tijd en ruimte), te weinig waardering krijgt en niet genoeg loont? Of omdat het misschien niet genoeg uitdagend is? Dat heeft allemaal te maken met tijd, ruimte en vertrouwen om je werk goed te doen. Kortom, juist datgene waar de politiek wel degelijk voor kan zorgen door de juiste randvoorwaarden te creëren.

Er is sprake van een teleurstellend gebrek aan ambitie. Alle voorgestelde beleidsvoornemens zijn nietszeggende schijnbewegingen en na vier jaar zal de politiek zich hoofdschuddend afvragen waarom het weer niet gelukt is. Oudere docenten moeten arbeidstijdkorting (BAPO) inleveren zodat jongere collega’s beter gecoacht kunnen worden. Los van het feit dat het vrijgekomen geld zal worden opgeslokt door onze Byzantijnse onderwijsstructuur en dat er al veel aan begeleiding wordt gedaan verdient eigenlijk elke docent die korting. In Finland geven docenten ongeveer 500 uur les in veel kleinere klassen in plaats van 750 uur in relatief grote klassen. Gebruikt de minister nu bewust deze maatregel om de aandacht af te leiden van het feit dat er eigenlijk geen beleid is en om verschillende generaties tegen elkaar op te zetten?

Oplossingen

Het kan en moet veel beter in Nederland. Het beroep moet aantrekkelijker worden. Docenten hebben daar natuurlijk een eigen verantwoordelijkheid in en we moeten inderdaad meer gaan samenwerken. Alleen maar aangeven wat niet goed gaat helpt niet. Iedere docent heeft zelf ook de verantwoordelijkheid om het goed te doen. In de klas, maar ook daarbuiten. Maar daar moeten we ook de tijd en verantwoordelijkheid voor krijgen. Dat betekent minder centrale toetsen en minder lesgeven.

De inspectie moet mede door en voor docenten worden gedaan en moet onderdeel zijn van een continue verbetering van elke docent, gericht op verbeteren, niet op afrekenen. Bij een groot deel van taken van adviesbureaus, raden en OCW moet worden gekeken of ze wel nodig zijn en zo ja dat deeltijd-docenten die deels gaan vervullen. Daarnaast moet er een nieuwe bovenschoolse functie in het leven geroepen worden: Teacher Leaders, die net als in Noorwegen in een, liefst regionale, academie verantwoordelijk worden voor begeleiding, kennisdeling, beleid en onderzoek.

Het voordeel van deze stappen: betere status, meer carrièreperspectief, een directe link met het klaslokaal en het dwingt mensen om een keuze voor het klaslokaal te maken. En het hoeft niet meer te kosten dan nu met een andere inzet van onderwijstijd en minder dure lagen.

Kunnen en moeten docenten het helemaal alleen doen? Natuurlijk niet. Ik ben geen bestuurder en wil het ook niet worden. Maar als ook maar een gedeelte van deze suggesties wordt overgenomen dan komt er eindelijk meer balans in het systeem. Te vaak wordt kritiek gesmoord in oproepen om “het samen te doen” en te “verbinden”. Helemaal mee eens zolang kritiek serieus genomen wordt. Docenten, bestuurders en politici moeten het inderdaad samen doen, maar het veelgeroemde poldermodel is al heel lang failliet in het onderwijs.

Gelukkig vinden goede docenten en bestuurders elkaar nu al in een gedeelde visie en in platforms als Het Kind en bij The Crowd. Uiteindelijk zal de wal het schip keren, die verandering komt er. Dat betekent wel dat we als individuen en netwerken de verantwoordelijkheid hebben het onderwijs van onderaf te blijven verbeteren. Maar tegelijkertijd moeten we ook inzien dat beleid van bovenaf enorm op de rem trapt. Ook daar moeten we onze verantwoordelijkheid nemen en ons uitspreken.

Het wordt tijd dat we rigoureuze stappen durven te zetten die onze leerlingen en het onderwijs echt ten goede komen, niet al  die ondoorzichtelijke deelbelangen. De top bood mooie inzichten hoe we dat zouden kunnen doen. Maar met de huidige regering gaat dit niet lukken ben ik bang. Of zouden ze toch nog hebben geluisterd?

Jelmer Evers, docent geschiedenis en voortrekker van Beroepseer
www.jelmerevers.nl

Lees ook:
Rene Kneyber – Leraren leren van de Summit
Hannes Minkema – Over de beleidsvoornemens van Jet Bussemaker en Sander Dekker, onze bewindslieden van onderwijs
Dick van der Wateren – Bussemaker en de status van het leraarsvak