Skip to main content

Hans Wilmink en Maurits Hoenders

Enquête Stichting Beroepseer: Versterken ambtelijk vakmanschap cruciaal voor geloofwaardigheid overheid

In de recente verhoren over de toeslagenaffaire kwamen veel kritische noten naar voren over de rol van ambtenaren en over de verhouding tussen ambtenarij en politiek. Wat vinden ambtenaren eigenlijk zelf van deze verhouding? Waar lopen ze tegenaan in hun werk en hoe kijken ze naar hun eigen vakmanschap? Deze en andere vragen kwam aan bod in een enquête die Stichting Beroepseer, in opdracht van vakbond CMHF1)(Centrale voor Hogere en Middelbare Functionarissen), in het voorjaar van 2020 heeft uitgezet bij 227 voor de overheid werkende CMHF-leden.

De afgelopen weken was er veel aandacht voor de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) en de Tijdelijke Commissie Uitvoeringsorganisaties (TCU). De eerste ondervroeg politici en topambtenaren over de oorzaken van de tragische Toeslagenaffaire. De tweede stelde zich de vraag hoe de menselijke maat teruggebracht kan worden bij grote uitvoeringsorganisaties.

Politieke dimensie steeds dominanter

De respondenten2) van deze enquête werken bij diverse (uitvoerings-)organisaties van het Rijk, waarvan de helft bij de Belastingdienst. Het zijn vooral hoger opgeleide ambtenaren met een langjarige ervaring bij hun dienstonderdeel. Zij opereren op een zekere afstand van de politiek, en die afstand wordt ook ervaren door een groot deel van de respondenten. Toch wordt ook de uitvoering steeds politieker. Veel grote kwesties inzake het functioneren van de overheid hebben betrekking op de uitvoering. Van de laatste jaren kennen we de afhandeling van de aardbevingsschade, de toekenning en verrekening van toeslagen en de uitvoering van het persoonsgebonden budget in de zorg.

Een belangrijke politieke dimensie bij deze kwesties heeft betrekking op wat aan de eigenlijke uitvoering voorafging: onzorgvuldigheden in de afweging van publieke belangen en risico’s (bij de aardgaswinning), politieke keuzes wat betreft de stelsels van bevoorschotting en verrekening (bij de toeslagen en de persoonsgebonden budgetten). Een tweede politieke dimensie betreft het proces van uitvoering zelf: de aansturing, de taakopdrachten, de politieke ambities die vertaald worden in de regelgeving. Die twee dimensies zijn sterk bepalend voor de context waarbinnen de uitvoering uiteindelijk moet werken.

Kaders

De overgrote meerderheid van de respondenten meent dat de overheid er niet alleen is voor de meerderheid maar ook voor andere belangen, en dat ze aandacht moet schenken aan de burgers die nadeel ondervinden van beleid en regelgeving van de overheid. Dat is een vrijwel onomstreden rechtsstatelijk uitgangspunt, maar levert voor ambtenaren die werken in de uitvoering spanningen op die om morele en professionele afwegingen vragen. Dat geldt nog sterker voor ambtenaren met toezichthoudende en inspecterende taken. Waar juridische en beleidskaders enerzijds in strijd komen met verlangens en belangen van burgers anderzijds, is het juist in de uitvoering moeilijk om de overheidsrol zorgvuldig te vervullen.

Een meerderheid van de respondenten vindt het de taak van een ambtenaar om – bij strijdigheid tussen kaders en verlangens van burgers – te zorgen dat de burgers zich schikken in en naar de kaders. De verlangens van burgers staan niet op zichzelf en niet voorop. Vooral bij de inspecties stelt men de kaders voorop. Toch is deze stellingname niet onomstreden, ook binnen de inspecties niet. Een deel van de ambtenaren vindt kennelijk dat zij in bepaalde gevallen kaders in twijfel moeten kunnen trekken. Dat zou aan de orde kunnen zijn indien de nadelige gevolgen van een besluit voor de burger onevenredig groot zijn in de verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Zoals bij de toeslagenaffaire, waar grote bedragen aan toeslagen werden teruggevorderd vanwege kleine onvolkomenheden in de verantwoordingen. Daar is in deze enquête niet op doorgevraagd, maar het is zeker een thema waarop moet worden doorgedacht: wat heeft de ambtenaar nodig om in de uitvoering te kunnen zorgen voor een evenredige en rechtvaardige toepassing?

Ruimte voor maatwerk

Een zeer grote meerderheid van de respondenten vindt het wel de zorgtaak van de ambtenaar om te zorgen voor maatwerk binnen de kaders, en ook om te zorgen dat er ruimte komt om dat te doen binnen de uitvoeringspraktijk van de eigen organisatie. Dat laatste wordt door bijna alle respondenten die bij de inspecties werken onderschreven. Maar dat kan alleen als de kaders zich lenen voor maatwerk, en professionele ruimte bieden voor de uitvoeringspraktijk. Daarvoor zijn allereerst de politiek en de beleidsorganisatie aan zet, met intensieve betrokkenheid van de deskundige uitvoerder.

Maar het vereist ook ruimte binnen de eigen organisatie. Dat laatste is volgens een meerderheid van de respondenten in voldoende mate aanwezig. Toch is dit een aandachtspunt. Eén op de zes of de vijf medewerkers ervaart hier beperkingen. Bij de interpretatie van enquêtes wordt aan zo’n uitkomst vaak marginaal aandacht besteed, omdat 15 tot 20 procent van de respondenten immers een duidelijke minderheid is. Die uitleg is echter gevaarlijk als het gaat om een voor de effectiviteit en integriteit van de organisatie wezenlijk aspect. Als 15 tot 20 procent van de medewerkers beperkingen ervaart bij de professionele taakuitoefening kan dat een grote belemmering zijn voor de effectiviteit van de organisatie en voor de inzet van trajecten richting cultuurverandering en professionalisering.

Onafhankelijk en deskundig

Dat de respondenten hun onafhankelijkheid en deskundigheid ook wel richting de politiek willen inzetten blijkt uit de reactie op enkele stellingen over de verhouding tot de politiek: een grote meerderheid wil de politiek (kunnen) tegenspreken wanneer uitgangspunten niet kloppen, beoogde effecten niet kunnen optreden, of waar men ziet dat het optreden in strijd komt met morele beginselen. Op die punten is er een kleinere groep die geen stelling neemt. Als die tegenspraak desondanks onvoldoende tot uiting komt, zitten de belemmeringen dus niet in de eerste plaats bij de medewerkers, maar wellicht meer in de afstand tot de politiek en bij de ontmoediging in de organisatie. Dit speelt overigens niet alleen in uitvoeringsorganisaties.

Het (ongevraagd) advies van de Raad van State over de Ministeriële verantwoordelijkheid3) dat in juni van dit jaar verscheen, stelt hierover: “Kritische reflectie, intern debat en tegenspraak worden in dat verband minder vanzelfsprekend en in de ambtelijke organisatie ook te weinig gestimuleerd of soms zelfs ontmoedigd. Ten slotte is er ook in de uitvoering voor ambtenaren veel veranderd. Ook daar is de professionele ruimte verminderd en worden van de ambtenaar soms tegenstrijdige acties verlangd. Niet alleen de beleidsvorming maar ook de uitvoering is politieker geworden. Daardoor zijn de ambtelijke rollen en professionele standaarden van ambtenaren op de verschillende niveaus minder duidelijk geworden.”

Kernwaarden

Deskundigheid, betrouwbaarheid, rechtvaardigheid en onafhankelijkheid zijn waarden die de respondenten aanwezen als de meest belangrijke voor het uitoefenen van hun beroep. Ze bieden een breed en evenwichtig pakket, met een accent op ethische waarden. Dit laat zien dat de respondenten zich bewust zijn van de morele aspecten van hun werk als ambtenaar. Deze waarden kunnen een belangrijk fundament bieden om goed en met gezag hun werk te kunnen doen. Het eerdergenoemde advies van de Raad van State vraagt ook aandacht voor kernwaarden van het ambtelijk professioneel handelen. Het noemt daarbij de volgende: objectiviteit, onpartijdigheid, inhoudelijke deskundigheid, en loyaliteit. De door de respondenten gekozen waarde onafhankelijkheid sluit nauw aan op de waarden onpartijdigheid en objectiviteit uit het advies. De waarden deskundigheid en loyaliteit staan ook bij de respondenten hoog genoteerd.

Het advies van de Raad van State richt zich op de waarden die vooral essentieel zijn in het handelen richting de ministeriële verantwoordelijkheden. Bij de respondenten scoren tevens een aantal andere waarden hoog die belangrijk zijn in de richting van de samenleving en die daarom wezenlijk zijn voor het beroepsprofiel van de ambtenaar, zeker ook van de ambtenaren die in de uitvoering werken: zorgvuldigheid, aanspreekbaarheid, rechtmatigheid, menselijkheid, dienstverlenend.

Bijdragen aan het gezag van de overheid

Uit de verhoren van de Tijdelijke Commissie Uitvoeringsorganisaties trekt de Volkskrant enkele interessante voorlopige conclusies: het is voor sommige burgers te ingewikkeld; de automatisering is doorgeschoten; het wantrouwen regeert bij de overheid; er is te weinig invloed van de werkvloer; de Tweede Kamer maakt het soms niet eenvoudiger.4)

Naast de lessen die de Tweede Kamer hopelijk zelf trekt over haar eigen rol, is het voor ambtenaren van belang dat zij een eigen rol krijgen bij het ontwikkelen en behouden van overheidsgezag. Om bij te dragen aan, zoals de Nationale Ombudsman het vorig jaar verwoordde: “een overheid die altijd aanspreekbaar is, ongeacht waar een burger woont of wat hij verdient. Een website of een app kan behulpzaam zijn, maar uiteindelijk heeft de burger altijd recht op menselijk contact met de overheid.”5)

De overheid moet voor de burger weer meer rechtstreeks aanspreekbaar zijn. Daar heeft de ambtenaar een belangrijke rol, juist ook in de uitvoering van overheidsbeleid. Investeer daarom in ambtelijk vakmanschap, erken de deskundigheid van ambtenaren en geef ze de discretionaire ruimte om maatwerk te bieden waar nodig. Op die manier kunnen ambtenaren bijdragen aan het gezag van de overheid en werken aan het herstel van vertrouwen.

Noten

1) CMHF is een onafhankelijke koepel van 43 beroepsverenigingen uit acht sectoren met circa 57.000 leden. De sector rijksoverheid bestaat uit circa 5.000 leden. De CMHF is aangesloten bij de Vakcentrale voor Professionals (VCP). www.cmhf.nl

2) 76% van de respondenten is man. 74% van de respondenten is universitair opgeleid, 20,5 % heeft een HBO-opleiding afgerond. De gemiddelde leeftijd is 58 jaar. Het gemiddeld aantal dienstjaren is 31 jaar.

3) Uit het ongevraagde advies van de Raad van State over Ministeriële verantwoordelijkheid: zie Hoofdstuk 4: “En nu verder! Paragraaf 4.6. Versterking politiek-ambtelijke verhoudingen”.

4) “Waarom burger én ambtenaar zo vaak de weg kwijtraken”, de Volkskrant, 13 november 2020.

Dit artikel verscheen op 23 december 2020 op online Platform O, dat een brug slaat tussen de praktijk van het openbaar bestuur en de wetenschap: https://platformoverheid.nl


Afbeelding bovenaan: Regeringsgebouwen in het centrum van Den Haag

 

Is de gemeente er ook voor burgers die geen klant kunnen zijn? Het voorbeeld van Hollands Kroon

hollandskroonIn de roep om de zeggenschap van burgers te vergroten en werk te maken van burgerparticipatie zijn veel overheidsorganisaties aan het innoveren geslagen. Hoe radicaler het roer wordt omgegooid, hoe meer lof een organisatie oogst. Deze innovaties brengen echter ook de nodige risico’s met zich mee. Aan de hand van het voorbeeld van de gemeente Hollands Kroon, gelegen in de Kop van Noord-Holland, gaan we dieper in op deze risico’s. Daarbij putten we uit rapporten van twee onafhankelijke overheidsorganen die tot taak hebben de overheid een beetje bij de les te houden: de les van kennis en inzichten (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid) en de les van de rechtsstaat (Raad van State). Relevante rapporten van ‘ouderwetse instituten’ die een verhelderend licht werpen op actuele ontwikkelingen in het openbaar bestuur.

De gemeente Hollands Kroon doet zijn naam eer aan: het spant de Kroon en kreeg in het blad Binnenlands Bestuur ruime aandacht voor een reeks van innovaties1. Wij vatten deze in eigen woorden kort samen in vijf punten:

  • Digitalisering: veel gemeentelijke voorzieningen (paspoorten, vergunningen) kunnen digitaal worden aangevraagd en gemeentelijke gegevens worden veilig opgeslagen in de Cloud
  • Loketten weg: de gemeente brengt de digitaal gevraagde en toegekende voorzieningen naar de burgers en bedrijven toe. De loketten kunnen weg vanaf 2019.
  • Horizontalisering intern: veel verantwoordelijkheden zijn toegekend aan de medewerkers, die werken in zelfsturende teams. Overbodige managementlagen konden zo worden verwijderd
  • Horizontalisering extern: de burger komt aan zet. Er worden budgetten toegekend aan gemengde teams van bewoners en ambtenaren en die besteden dat zelfstandig, zonder verdere tussenkomst van het gemeentebestuur.
  • Bestuurlijke vernieuwing: dat is de overkoepelende innovatie: sturen op hoofdlijnen, meer zeggenschap voor burgers en bedrijven en een scheiding tussen wat (politiek) en hoe (uitvoering).

Loketten weg

Doen we Hollands Kroon te kort als we zeggen dat dit goed beschouwd geen innovaties zijn maar lokale vertalingen van brede ontwikkelingen die we – enkele ervan al gedurende een groot aantal jaren – zien bij vele organisaties, binnen én buiten de overheid? Toegegeven, Hollands Kroon heeft wel degelijk aansprekende en tastbare veranderingen doorgevoerd. Zo kan men met het beginsel click, call, face (eerst digitaal, als dat niet lukt dan bellen, en als het dan nog nodig is face to face-contact) dienstverlening op maat realiseren door digitale en persoonlijke contacten te combineren. Uiteindelijk zullen alle loketten verdwijnen zegt de gemeentesecretaris.

Echter, hier zit een addertje onder het gras. Want twee zaken lopen steeds door elkaar in de verhalen die Hollands Kroon over de innovaties vertelt: de toekenning van de voorzieningen en de uitlevering van de bijbehorende diensten en producten. De gemeente wil maatwerk leveren – geholpen door de digitalisering – bij het uitleveren van de voorzieningen aan de burger, ze denkt daarom de burger als klant te kunnen zien en wil ook de eigen organisatie graag als bedrijf of zelfs als een startup benaderen.

Daarmee dreigt in de innovatiedrift het besef te verdwijnen dat voor het toekennen van de voorzieningen eisen gelden die essentieel zijn voor het functioneren van de gemeente als overheid. De voorzieningen waar het in het verhaal van Hollands Kroon over gaat zijn bijvoorbeeld paspoorten, vergunningen (om te bouwen, om te kappen, bijvoorbeeld) en inkomens – en zorgvoorzieningen. Bij de toekenning van die voorzieningen moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met de eisen in wet- en regelgeving. De gemeente moet daarnaast – zoals ieder overheidsorgaan – rekening houden met de zogenaamde algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Dat zijn zorgvuldigheidseisen waar ook de bestuursrechter het gemeentelijke handelen aan zal toetsen, zodra er bezwaren komen tegen de wijze waarop een gemeente de voorziening aan een burger of bedrijf wel of niet heeft toegekend. Hollands Kroon voedt het misverstand dat ook hierbij sprake kan zijn van klantgericht werken in een met een private omgeving vergelijkbare setting.

Drie van die zorgvuldigheidseisen zijn in dit verband in het bijzonder van belang. Dat zijn achtereenvolgens het gelijkheidsbeginsel, het verbod op willekeur en het motiveringsbeginsel. De Raad van State (afdeling advisering) besteedt er aandacht aan in een recent rapport dat gaat over de wens om op gemeentelijk niveau beleid op maat toe te passen na de decentralisaties in het fysieke en sociale domein2.
Twee citaten daaruit: het maatwerk ‘… is als het goed is geen ongelijke behandeling, maar het gelijk behandelen met in achtneming van verschillen in persoonlijke of plaatselijke omstandigheden.’ En: ‘Ook onder de nieuwe wetgeving mag de burger niet zijn overgeleverd aan ambtelijke willekeur van de uitvoerende diensten.’
Uit het vervolg van dat rapport wordt duidelijk dat juist daar waar maatwerk wordt gewenst bij de toekenning van de voorzieningen een doordacht en uitvoerbaar beleidskader voor het betreffende terrein onontbeerlijk is, en dat de toekenning van maatwerk steeds mede op basis van dat beleidskader moet kunnen worden gemotiveerd. De Raad van State stelt in het rapport verder dat de nieuwe werkwijze nieuwe doordenking van de regels vereist: ‘… een grotere professionele deskundigheid op gemeentelijk niveau.’

De gemeente: een bedrijf met twee gezichten?

Natuurlijk kan de gemeente veel eigen regels afschaffen, Hollands Kroon schrapte tweederde van haar APV*).  En natuurlijk kun je projectgroepen en buurtgroepen eigen budgetten en handelingsvrijheden geven. Dat gebeurt al vele decennia door veel gemeenten op grote schaal, en onder diverse beleidsetiketten (denk aan stadsvernieuwing, sociale vernieuwing, wijkbeheer, burgerparticipatie, zelfbeheer). Maar een geheel regelvrije gemeentelijke overheid is niet denkbaar. De gedachte dat de gemeente als een marktpartij zou kunnen werken, gaat in tegen de grondbeginselen onder het bestaan van de overheid in het algemeen. Als politiek bestuur een budget vaststellen, zonder inhoudelijke bemoeienis, en ambtenaren vervolgens klantgericht laten cocreëren met de moderne participatiesamenleving leidt tot onbehoorlijk bestuur.
De bestuursrechter heeft onlangs nog geoordeeld in een zaak over thuiszorg dat het de verantwoordelijkheid blijft van overheden om goed onderzoek te doen naar de cliënt en diens omstandigheden, alvorens tot een besluit te komen. Dat sluit aan op een grondbeginsel van de rechtsstaat dat zegt dat de overheid voorspelbaar en controleerbaar moet opereren.

Eerder hebben we vastgesteld dat de Raad van State in haar eerdergenoemd rapport stelt dat de nieuwe decentralisatiebewegingen bij de gemeente zeker om nieuwe werkwijzen vraagt, om een nieuwe doordenking van de regels en een grotere professionele deskundigheid op gemeentelijk niveau vraagt. Natuurlijk kun je veel van de vaardigheden van medewerkers van bedrijven en start ups ook bij de gemeente goed gebruiken. Maar de medewerkers die met de toekenning van voorzieningen en de daarbij behorende processen bezig zijn, kunnen hun werk niet goed doen als ze onvoldoende besef hebben van de publieke functie die ze vervullen. Het is lovenswaardig dat de gemeente veel verantwoordelijkheden heeft belegd bij de medewerkers, dat is de basis voor een professionele houding. Maar er is meer nodig.
Professioneel handelen vraagt om heldere, richtinggevende kaders waar je als overheidsorganisatie voor staat in een politiek-bestuurlijke en maatschappelijke context. En om regelmatig onderhoud – trainingen – van de kennis en waarden die aan de orde zijn bij de processen die men moet uitvoeren ten behoeve van de toekenning van publieke voorzieningen3. Zonder dat krijgen we zelfsturende teams zonder rijvaardigheid, en vervallen we bij de vervulling van overheidstaken in stuurloosheid en willekeur.

In het verhaal van Hollands Kroon komt het eerder gesignaleerde addertje plotseling boven het gras uit waar gesteld wordt dat de gemeente relatief veel juridische procedures tegen zich kreeg, op het terrein van de omgevingsvergunningen. Daarnaast wordt gemeld dat er commotie was over het besluit om de zogenaamde lichte thuiszorg aan cliënten te stoppen.
De gemeentesecretaris ziet natuurlijk ook wel dat zich daar een probleem voordeed dat botste met het idee dat de gemeente als een bedrijf is, en de klant als een koning. Hij spreekt in dat verband van ‘het andere gezicht van de gemeente’. Met dat gezicht moet de gemeente soms ‘nee’ zeggen zo stelt hij in Binnenlands Bestuur.
Is dat het tweede gezicht van de gemeente als bedrijf? Neen, dat is heel iets anders.
Dat is het gezicht van de gezagsuitoefening. Dat is de gemeente die als overheid moet afwegen tussen verschillende belangen. Die moet dat met een andere oriëntatie en met andere zorgvuldigheidseisen doen dan een bedrijf. Die moet dat democratisch controleerbaar doen en willekeur en ongelijke behandeling (ook van lastige of niet zelfredzame ‘klanten’) vermijden.
Het zou de Kroon op de vernieuwing van de gemeente zijn als ook dat besef en de vaardigheden die er bijhoren, werden bevorderd en getraind bij de ambtenaren en de bestuurders van de gemeente.

Burgergericht: grenzen aan zelfredzaamheid

In de jubelzang op de energie in de maatschappij en de kracht van burgers om zaken zelf op te lossen en te organiseren wordt vaak vergeten dat het om een bepaalde groep burgers gaat die zijn weg naar de overheid weet te vinden en in staat is zijn stem en wensen te laten horen. Als overheid ben je er voor alle burgers. Dus ook voor burgers die hun weg naar de overheid niet weten te vinden, die hopeloos verdwalen in de overheidsbureaucratie. Burgers die kwetsbaar zijn en die, als ze een formulier verkeerd invullen, op hun vingers worden getikt en als fraudeur worden weggezet. De schuldenproblematiek is daar een schrijnend voorbeeld van4.

Dit is ook het beeld dat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid schetst in haar laatste rapport Weten is nog geen doen5. Zij doet dan ook een oproep voor een realistischer aanpak van zelfredzaamheid, die meer met de moderne inzichten over menselijk gedrag in overeenstemming is. In het betreffende rapport zet zij uiteen dat mensen niet alleen verschillen in denkvermogen hebben, maar ook in ‘doenvermogen’ (in actie komen, met tegenslag omgaan, volhouden). Beide soorten mentale vermogens hebben invloed op de mate van zelfredzaamheid. De verschillen hangen enigszins samen met opleidingsniveau, maar niet volledig. De omstandigheden waarin mensen verkeren, de situaties van hoge stress die mensen meemaken (scheiding, faillissement, ontslag, armoede) zetten die mentale vermogens onder druk.
Is het niet juist aan de overheid om in het beleid rekening te houden met zulke verschillen en beperkingen?
Om dan vervolgens vanuit die benadering aan de slag te gaan met het realiseren van grotere zelfredzaamheid, en met het treffen van basisvoorzieningen waar dat niet lukt? Dat is burgergericht wat ons betreft. Ook voor burgers die geen klanten kunnen zijn.

Noten
*)
In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) staat de gemeentelijke regelgeving op het gebied van openbare orde en veiligheid. Elke gemeente heeft een eigen APV. Deze zijn meestal te vinden op de gemeentelijke website. De APV geldt voor iedereen binnen de gemeente.

1 Binnenlands Bestuur 2017, de nummers 08, 09, 10 en 11

2 En nu verder! Vierde periodieke beschouwing over interbestuurlijke verhoudingen na de decentralisaties in het sociale en fysieke domein. Raad van State, afdeling advisering. Oktober 2016.

3 Stichting Beroepseer heeft ruime ervaring met het organiseren van begeleidingstrajecten en bijeenkomsten voor organisaties en beroepsgroepen binnen de publieke sector. Zo heeft Stichting Beroepseer Goed Werk programma’s verzorgd bij onder andere een ministerie, een ziekenhuis, het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst, de Douane en het Haags Gerechtshof. Tijdens deze programma’s en bijeenkomsten worden werk en beroep van uitvoerenden en leidinggevenden op interactieve wijze onderzocht.
Zie De Goed Werk-aanpak

4 Recentelijk onder andere geduid door Jesse Frederik van De Correspondent en door Roel in ’t Veld in zijn voorstudie Een onbemind probleem

5
Weten is nog geen doen. Een realistisch perspectief op redzaamheid. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Den Haag 2017.