Waar was de OR toen het misging?
We beleven het ene schandaal na het andere. Maar bedrijven worden niet dictatoriaal geregeerd. Waarom is de medezeggenschap zo tandeloos?
Directie, bestuur en toezichthouders in de semipublieke sector hebben het zwaar te verduren. De top van utiliteitsbedrijven, onderwijsgroepen, woningcorporaties, hulp- en zorginstellingen krijgt steevast de zwartepiet toegespeeld voor beleids- en bedrijfsfiasco’s. Is het niet opmerkelijk dat aan de ondernemingsraad (or) zo weinig gewicht wordt toegekend?
De omvangrijke misslagen van de Gasunie, de Amarantis Onderwijsgroep, Vestia, Zonnehuizen, VUmc, Ijsselmeerziekenhuizen en van welke bedrijven al niet meer worden stuk voor stuk aan de bestuurlijke leidsmannen en -vrouwen toegeschreven. Zeker, zij zijn ook in hoge mate verantwoordelijk. Vooral de toezichthoudende commissarissen zouden hun taak niet naar behoren hebben vervuld. Zij moeten dan ook de zweep van de nieuw ingestelde commissie-Halsema vrezen. Onder voorzitterschap van de gewezen Groen Links politica en voortbouwend op de richtlijnen van de commissie-Tabaksblat (2003) zal er een directieve gedragscode komen voor de hoogste leiders. Zou er niet ook een commissie moeten komen die de gedragscodes van de leden van de ondernemingsraad (or) onder de loep neemt en aanscherpt?
Koffie en kunst
Hoe staat het eigenlijk met de verantwoordelijkheid van de or bij de vele missers? Is de betrokkenheid van de or bij besluitvorming in de loop van de afgelopen twee decennia steeds zo marginaal geweest? Doet de or er eigenlijk niet echt toe in de semipublieke sector? Was de or er uitsluitend voor de keuze van de nieuwe koffie-automaten, kunstzinnige wandversiering en de keuze van de arbodienst? Werd de verzelfstandiging en vercommercialisering van overheidstaken de leden van de or – en zodoende alle werknemers – genadeloos de strot ingeduwd: slikken of stikken? De or als ganzen om paté van te maken?
De vragen zijn retorisch. Wetgeving laat ruim voldoende mogelijkheden voor flinke tegenspraak, ver voorbij de koffie, het schilderij en het voorkómen van een muisarm. De or heeft de afgelopen decennia meegedraaid in besluitvorming over de verzelfstandiging en vercommercialisering. Die rol van de or blijft tot nu buiten beeld, alsof de or geen enkele blaam treft bij de morsige uitglijders.
Rommeltje
Besluiten en risico’s worden in sterke mate bepaald door de emotionaliteit van bestuurders en de sociale verhoudingen in organisaties. Vandaar dat aan gedrag en cultuur in de top als niet eerder bijzondere aandacht wordt besteed. De Nederlandse Bank heeft hier nadrukkelijk het voortouw genomen. Als in de hoogste organisatielagen dergelijke zorg van belang is, zouden we die dan ook niet aan gedrag en cultuur in de or moeten geven? Natuurlijk! Ook dáár spelen emoties, gebrekkige rationaliteit, onderlinge verhoudingen, persoonlijke voorkeuren en wat al niet meer een rol van belang bij besluitvorming. Ook dáár worden besluiten genomen die niet in het belang van de organisatie zijn, maar juist een bijdrage aan de verdere ontwikkeling van fiasco’s.
Inmiddels weten we – onder meer uit het onderzoek van de Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman – dat we er op bestuurlijk niveau regelmatig een rommeltje van maken. We laten ons voortdurend meeslepen door onze intuïties, want dat gaat lekker snel, spontaan en vergt weinig energie. Daarentegen is het rationele denken langzaam en inspannend. We ontsporen in ons denken dan ook voortdurend. Laten we dan nu geen denkfouten maken door te veronderstellen dat de or-leden wisten en weten te ontsnappen aan bijvoorbeeld de problematiek van onderbuikgevoelens, groepsdenken en – niet te vergeten – status.
Tegenspraak
Zeker, de or heeft invulling gegeven aan de polderende praktijk van inspraak. Heeft de or ook consequent tégenspraak weten te leveren? Heeft de or het inzicht verdedigd, dat verzelfstandiging en vercommercialisering bepaalde excessen met zich meebracht? Is de or aan de bel gaan hangen? Ik heb geen oorverdovende geluiden gehoord. We weten nu dat meer dan eens bestuurders de omslag van een overheidsorganisatie naar een ‘echt’ bedrijf als statusverhogend ervaarden en hun gedrag en handelen daaraan – uiterst risicovol – aanpasten. Zouden de leden van de or zich aan dergelijk gedrag hebben weten te onttrekken? Zeker weten van niet.
Kortom, ook de cultuur in de or moet een punt van bijzondere aandacht worden. Een commissie mag verlangd worden. Let wel: overwegend leden van buíten het or-wezen aanwijzen als lid voor een dergelijke commissie. Evenmin als bestuurders zijn or-leden goed in staat om zelfregulerend te handelen. Je vraagt immers ook niet aan de kalkoen wat de kerstmaaltijd wordt.
Aart G. Broek specialiseerde zich in communicatiewetenschappen, sociologie en criminologie. Hij is momenteel organisatie- en bestuurskundig adviseur (zie www.carilexis.nl) en publiceerde dit voorjaar het boek Dwarsliggers: Tegenspraak onder schaamteloos leiderschap.