Skip to main content

In gesprek met gedetineerden

 

Wat bezielt iemand om als pas gepensioneerde politieman in gesprek te gaan met een groep schier onverbeterlijke gedetineerden, die op het punt staat te resocialiseren? Zo wordt dat nu eenmaal genoemd. Als je het volgende artikel leest, begrijp je het misschien. Of je verklaart me voor gek, dat kan ook. Mij heeft het in elk geval plezier gebracht. Geen nood, aan het eind van het volgende artikel lees je dat ik ook realist ben.

Op maandag, 12 november 2012 ben ik, op uitnodiging van Cora Frowijn, trajectbegeleider bij het Penitentiair Trajecten Centrum (PTC) te Rotterdam, naar het complex aan de Noordsingel gegaan om er te praten met een groep van tien gedetineerden. De groep bevindt zich in het eindtraject ter voorbereiding op resocialisatie. Ze zitten niet meer opgesloten maar moeten zich op bepaalde uren melden in het PTC om zich te onderwerpen aan een verplicht programma. De rest van de week doen ze arbeidservaring op bij bedrijven die bekend zijn bij het PTC. Cora Frowijn nodigde mij uit om met de groep in gesprek te gaan. Er werd geen gebruik gemaakt van een handleiding. Het zou interessant zijn om te bekijken of er een dialoog kan ontstaan tussen twee totaal tegenover elkaar staande werelden en of de deelnemers in staat zouden zijn hun negatieve beeld over de politie bij te stellen.

Het was voor mij een uitdaging om de confrontatie aan te gaan met een groep mensen, die een oud-politieman in eerste instantie zonder enige uitzondering zien als hun persoonlijke vijand. Gezag en autoriteit zijn wel de laatste zaken waarmee deze mensen tijdens zo’n programma geconfronteerd willen worden. Echter, binnen de kaders van het programma moest deze groep getoond worden dat gezag en autoriteit zaken zijn die nu eenmaal binnen onze samenleving bestaan en waarmee iedereen vroeg of laat te maken krijgt in het leven. De wereld binnen de gevangenis is nu eenmaal een totaal andere wereld dan die daar buiten.
Met volle overtuiging en een optimistische kijk op de wereld ging ik de confrontatie aan met de groep, bestaande uit negen mannen en een vrouw, Antillianen, Surinamers, een Turk en een Kaap Verdiaan. Mij was niet bekend waarvoor ze hadden gezeten.

Bij binnenkomst trof ik de mensen aan in een lokaal waar ze gezamenlijk aan een tafel zaten te lunchen. Cora stelde mij in het kort voor aan de groep en ik schoof bij hun aan tafel om een boterhammetje mee te eten. Ik kreeg het gevoel dat daarmee al een klein wakje in het ijs was geslagen. Ik werd in elk geval geaccepteerd aan tafel en dat was al een enorme meevaller.
Na de lunch zijn we in een andere ruimte gaan zitten en daar heb ik eerst iedereen een hand gegeven en kort iets over mezelf verteld, waarom ik daar was, dat ik iedereen als mens gelijkwaardig zag en dat ik niet uitging van bepaalde verwachtingen.

Het was bijzonder dat ik de aandacht had, dat men luisterde. Ze bleven mij met u aanspreken, ondanks mijn herhaaldelijk verzoek om me te tutoyeren. Dat geeft wel aan hoe de verhoudingen liggen. Politiemensen, ook een oud-politieman, zouden nooit hun vrienden worden. Cora had mij laten weten dat het soms voorkwam dat trainers/coaches anderhalf tot twee uur tegen een groep zaten te praten die totaal geen aandacht of interesse toonde, geen woord sprak en alleen maar bezig was met mobieltjes.

Er kwam echter een gesprek op gang en er werden vragen aan mij gesteld, die ertoe deden. Iemand stelde zelfs de vraag of ik gelovig was en of dit ertoe had bijgedragen dat ik in de loop der jaren de criminelen ook als mens ging zien. Er werd gesproken over de rollen van de good en de bad guy tijdens de verhoren. Hun beeld over de politie was zeer negatief. Politiemensen en vooral rechercheurs waren er alleen maar op uit om hun te grazen te nemen en af te zeiken. Ik merkte dat ik meestal werd aangesproken met jullie en dat zij heel goed waren in het plakken van etiketten op de voorhoofden van criminelen. De politie had maar één doel, ervoor te zorgen dat zij achter de tralies terechtkwamen, meestal onterecht, zo werd geopperd, want er was vaak helemaal geen bewijs. Dat werd zomaar in een proces-verbaal opgeschreven en naar justitie gestuurd.
Uit hun opmerkingen kon ik opmaken dat zij zich sterk lieten beïnvloeden door de berichten over onterechte beschuldigingen of veroordelingen die via de (social)media aan de kaak zijn gesteld. Voor deze groep gedetineerden was het klip en klaar dat de politie machtsmisbruikers zijn en dat ze kregen waarom ze vroegen, omdat de politie de crimineel nu eenmaal minderwaardig en agressief bejegent. Toen ik zei dat dit andersom ook zo werkt en dat verantwoordelijkheid voor alle partijen geldt, werd op dezelfde manier gereageerd. In hun beleving bestond slechts die ene werkelijkheid.

Toen ik vertelde over mijn kentering in de benadering van verdachten binnen het politiewerk, waren zij niet verbaasd, integendeel, zij vroegen zich af waarom ik er pas na dertig jaar achter kwam dat ik met mensen te maken had en dat ik toen pas in staat bleek om criminelen menswaardig gezien op gelijk niveau kon stellen. Ik reageerde daarop door te zeggen dat dienders ook mensen zijn. Daar waren ze het duidelijk niet mee eens.
Ik kwam tot de conclusie dat deze ontmoeting zinvol was omdat het gesprek niet stagneerde. De weerstand tussen beide werelden is nu eenmaal erg groot en dat is niet weg te praten door een uurtje met elkaar te kletsen. Daarbij komt dat ik tijdens de ontmoeting regelmatig dacht aan de slachtoffers van deze gedetineerden. Niemand van de aanwezigen heeft ook maar één woord over de slachtoffers gerept en ik heb het er bewust niet over gehad. Zij waren in hun ogen slachtoffers van het rechtsysteem en met name van politie en justitie.

Ik heb nu van dichtbij gezien hoe de begeleiding van veroordeelden bij de resocialisatie is georganiseerd en dit was slechts een fractie van maatregelen die op dit vlak zijn genomen en waarmee vele duizende medewerkers elke dag in de weer zijn. Soms was er een lichte neiging om er iets over te zeggen, maar ik heb het bewust niet gedaan, daar was mijn bezoek niet op gericht. Het ging er mij immers om te ervaren hoe het is om als (ex)dienaar van de wet te praten met notoire overtreders van die wet (ex)gedetineerden) en over en weer iets van elkaar te weten te komen.

Wat ik er zeker van heb opgestoken is, dat het voor politiemensen van het grootste belang is dan men zich in de wereld van de notoire crimineel kan verplaatsen, dat men zich realiseert dat de politie meestal als vijand wordt gezien en dat zij zichzelf uitsluitend zien als slachtoffer van een machtswellustig systeem dat er slechts op uit is om de crimineel af te zeiken. Natuurlijk moet ik niet generaliseren, elke crimineel zal anders denken over en reageren op de politie. In deze groep was het echter een  algemeen beeld. Als je twee uurtjes met zo’n groep aan tafel hebt gezeten, steekt wel een sterke neiging om te generaliseren de kop op. Het is daarom van belang dat bij de opleiding van studenten en in opleidingen in verhoortechnieken en -tactieken aandacht wordt geschonken aan deze aspecten.

Het is een illusie te veronderstellen dat het bestrijden van criminaliteit en de bejegening van de crimineel op een éénzijdige manier zal leiden tot het oplossen ervan. Het is ook ondenkbaar dat de politie en de crimineel niets met elkaar hebben te maken. In wezen zijn ze tot elkaar veroordeeld, alleen beseffen beide kanten dat niet altijd. Natuurlijk besef ik als geen ander dat criminaliteit altijd zal bestaan, zolang er mensen bestaan.
Mijn ervaring tijdens deze ontmoeting was dat ik in gesprek ben geraakt met de gedetineerden omdat ik ze als mens heb bejegend, terwijl ik niets af deed aan de misdrijven waarvoor ze zijn veroordeeld en de straf die ze hebben moeten ondergaan.

Er werd niets goedgepraat, maar ik veroordeelde ook niemand. Het viel me wel op dat ik regelmatig aan de slachtoffers bleef denken. Zij zouden evenredig veel aandacht moeten krijgen, maar dat gebeurt nog steeds niet in voldoende mate. In die zin ben ik verheugd dat dit onderwerp hoog op de agenda van de nieuwe regering staat.

Wellicht heb ik bij de een of ander iets achtergelaten, dat bij een volgende confrontatie met de politie positief van invloed kan zijn op het gedrag en de bejegening. Ik ben realist genoeg om te veronderstellen dat het diep in mijn hart een ijdele hoop is. Je weet echter nooit!

Jacques

www.deblauwediender.nl