Skip to main content

Trots zijn op mooi werk

Trots zijn op  mooi werk

Door Wilfried van der Bles

De lonen zijn er belabberd, de regelneven oppermachtig en werken doe je er met de stopwatch in de hand. (Voor)oordelen zijn er genoeg over het werken in de gezondheidszorg, het onderwijs en andere non-profitsectoren. Inderdaad, voor het grote geld moet je er misschien niet zijn. Maar er wordt wel met hart en ziel gewerkt door mensen die verknocht zijn aan ’hun’ school, of er voldoening uit halen om hun patiënten weer uit de put te krijgen. Het is mooi werk in de zorg en in het onderwijs.

De Stichting Beroepseer timmert al een paar jaar aan de weg met haar taaie gevecht tegen de verloedering van onderwijs en zorg. Inmiddels kan de stichting wijzen op de eerste successen: ’Hoe kunnen we de trots en daarmee de kwaliteit in ons werk terugkrijgen?’
De afgelopen maanden hebben duizenden mensen, werkzaam in de zorg en in het onderwijs, de website van de Stichting Beroepseer bestookt met suggesties om hun werk leuker en aantrekkelijker te maken.In haar taaie gevecht tegen de verloedering van onderwijs en zorg – sectoren die in een dodelijke greep zouden zijn gekomen van managers ten koste van het werkplezier van leraren, artsen, verpleegkundigen en verzorgenden – riep de stichting het personeel op zelf met ideeën te komen. Die zijn inmiddels doorgespeeld naar de ministers en staatssecretarissen van onderwijs en volksgezondheid.
Dat de politieke elite in Den Haag de boodschap van de stichting heeft begrepen blijkt uit hun videoboodschappen op diezelfde site (www.beroepseer.nl).
Maar vooral ook uit concrete acties. Zo adviseert een commissie onder leiding van Ser-voorzitter Alexander Rinnooy Kan minister Ronald Plasterk (onderwijs) om leraren beter te belonen naarmate ze hoger zijn opgeleid, een teken dat vakkennis weer op prijs wordt gesteld. En staatssecretaris Jet Bussemaker (volksgezondheid) presenteerde een actieplan tegen bureaucratie in de AWBZ, zodat ’professionals’ meer ruimte krijgen hun werkplezier te vergroten.Voor Thijs Jansen en Alexandrien van der Burgt, initiatiefnemers van de Stichting Beroepseer, zijn dit hoopvolle tekenen.

Van der Burgt, in het dagelijks leven consultant bij een organisatie voor loopbaanbegeleiding en outplacement: „Jet Bussemaker is een moedige vrouw. Helaas heeft ze te maken met situaties die ze ook niet zo maar van vandaag op morgen kan veranderen. Maar op diverse ministeries zijn er ambtenaren die het nu ook zien. Ze lopen stage bij mensen ’uit het veld’, uit onze achterban. Die ambtenaren leefden vaak in een eigen werkelijkheid en nu zien ze een keer wat er in het echt gebeurt. En het werkt ook andersom, want in het veld bestaan soms ook gekke ideeën over Den Haag. Niet alle ellende komt daarvandaan.
Zo bestond bij zorginstellingen het idee dat ze van Den Haag elk jaar een arboverslag moesten maken. Dat bleek niet waar te zijn.”

Twee jaar geleden, in 2005, verscheen onder de titel ’Beroepszeer’ een dik zomernummer van het blad Christen-Democratische Verkenningen, met bijdragen van de juriste Dorien Pessers, de cultuursocioloog Gabriël van den Brink, de filosoof Ad Verbrugge, en Thijs Jansen, de hoofdredacteur die nu moeilijke tijden doormaakt doordat het CDA hem uit zijn functie wil ontslaan, naar eigen zeggen omdat zijn blad te kritisch is over de partij. Teneur van alle artikelen in ’Beroepszeer’: er is een kloof tussen de top en werkvloer in zorg en onderwijs. Schaalvergroting, efficiencyslagen, richtlijnen, protocollen en een massa managers hebben wat eens trotse professionals waren – leraren, artsen, verpleegkundigen – gedegradeerd tot nederige uitvoerders van wat door de managers en bestuurders wordt verzonnen.
Waar is het respect voor hun vakkennis gebleven? Waar het zelfrespect, de beroepseer?
Om met Geert Mak te spreken die aan de bundel ook een bijdrage leverde: „Er is sprake van een groeiende korst van gewichtigdoenerige figuren die onze bedrijven, scholen en andere organisaties nutteloos belast, die parasiteert op winst en rendement, die ons uitvoerders het leven steeds zuurder maakt, de nieuwe nomenklatoera, de arrogante regentenkliek van deze tijd.”

Het is niet gezegd dat er in de zorg of het onderwijs geen mensen meer te vinden zouden zijn die met liefde en plezier hun werk doen (zie de portretten in deze bijlage), maar Jansen en Van der Burgt hebben een punt. Jansen wijst op onderzoek van de economie-hoogleraar Alfred Kleinknecht die aantoonde dat het aantal managers explosief is gegroeid: van twee procent in 1971 naar zes procent in 1998.
Nederland spant daarmee binnen Europa de kroon. In het onderwijs zijn leraren nu coaches die hun leerlingen competenties moeten bijbrengen in plaats van vakleerkrachten die kennis overdragen. In de zorg hebben verpleegkundigen vanwege hoge werkdruk geen tijd voor een praatje aan het bed. Door taakafsplitsing wordt van verplegenden en verzorgenden een soort lopende bandwerkers gemaakt. Ook artsen en specialisten ontkomen niet aan de beheersingsdrang van de politiek, de verzekeraars of van hun eigen bestuurders. Vergelijk dat eens met hoe het zo’n dertig jaar geleden was. Van der Burgt: „Toen had de professional veel status. De leraar, de dokter, de notaris, de burgemeester. Als je naar de dokter ging luisterde je naar hem. Nu is er internet. Patiënten vinden in no time de benodigde informatie. Ze zijn geëmancipeerde burgers. Dat leidt tot een andere, meer gelijkwaardige rol met de professional.”

Jansen ziet het nieuwe regentendom van de managers als resultaat van twee ontwikkelingen: „Enerzijds het streven naar efficiency en kostenbesparing. Anderzijds de emancipatie van de burger die hogere eisen ging stellen aan de dienstverlening. Het ging er dus om de kosten terug te dringen en tegelijk de burger meer kwaliteit te bieden.”
„De kwaliteit is als een stiefkind behandeld. Het is een misvatting te denken dat die erop vooruitgaat door meer regels en controle. Maak werknemers zelf verantwoordelijk voor hun werk. Dat levert meer kwaliteit op dan regels. Professionals moeten problemen kunnen analyseren in hun context. Die is niet in algemene regels te vatten. Een huisarts die een overspannen patiënt op zijn spreekuur krijgt, kan op ideeën komen waarin geen protocol of richtlijn voorziet. Hij kan weten: in het gezin van deze man is een gehandicapt kind waarmee de laatste tijd veel aan de hand is geweest. Richtlijnen en managers zijn dodelijk voor de creativiteit van de werkvloer.”

Misvatting twee is, aldus Jansen en Van der Burgt, dat kosten alleen zijn te besparen door efficiencyslagen, bezuinigingen, strenge regels en controle. „Die verpleegkundigen die geen tijd meer hebben voor een praatje aan bed. Zij kunnen in zo’n gesprek juist dingen signaleren die anders verborgen blijven. Die gesprekjes zijn niet te duur, maar juist kostenbesparend.” Jansen: „Voor echte gesprekken is geen tijd meer. Dat zie je overal. Politieagenten worden door hun managers gedwongen zoveel mogelijk boetes uit te schrijven. De politiek trekt nu geld uit om radicalisering van jongeren tegen te gaan. Maar wie zijn de ogen en oren van de samenleving? Dat zijn artsen, leraren en agenten. Gun hun daarvoor dan ook de tijd. Bedenk hoeveel kosten je daarmee kunt besparen.”

Jansen vreest dat de cultuur van wantrouwen, controle en afrekening het begin van het einde is van onze cultuur van respect voor de ander, of het nou de burger is of de werknemer. „Dat is onze diepste drijfveer. Wij verzetten ons tegen de verarming van de aandacht voor de ander, dat gebrek aan respect. Zo wordt een in eeuwen opgebouwde cultuur te grabbel gegooid.”

Van der Burgt: „Bureaucratie en marktwerking zijn verstikkend. Zie wat er gebeurt in de thuiszorg, waar verzorgenden met een vast dienstverband worden vervangen door goedkope alfahulpen zonder dienstverband. Schandalig! Het klopt juridisch en is economisch voordelig, maar moreel verwerpelijk.”

Wat nu? Nee, Jansen en Van der Burgt willen de marktwerking niet helemaal terugschroeven. Niet terug naar de jaren zeventig. Maar ze pleiten voor nieuwe, creatieve initiatieven. Zoals van de verpleegkundigen die zich in een coöperatie hebben georganiseerd en zich aan zorginstellingen verhuren, maar wel eigen baas zijn (www.buurtzorgnederland.com).

Jansen: „Zoiets zouden leraren ook moeten doen. Waarom geen maatschappen die zich aanbieden aan scholen? Zo blijven ze ook niet voor jaren plakken aan dezelfde school, kunnen ze nog eens verkassen.” Het zijn geen radicale dingen die de stichting wil. Jansen: „Wij doen niet aan vijanddenken. Onze kracht is om partijen met elkaar in gesprek te brengen. We stimuleren professionals om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen en bestuurders om duurzaam verantwoord te ondernemen met respect voor de mens.”

Met toestemming overgenomen uit dagblad Trouw 8 september 2007: https://www.trouw.nl/home/trots-zijn-op-werk-mooi~a1041c85/