Bozed, een zinnig idee en realiseerbaar?
Op weg naar de Beroepsgroep Optimale Zorg- en Dienstverlening (Bozed). Zinnig en realiseerbaar?
2 mei 2010
Het lost niets op wanneer zorgvragers of hun vertegenwoordigers en professionals niet met elkaar samenwerken en wanneer managers en Raden van Bestuur met hun rug naar de zorgvragers en professionals staan.
In elke gezondheidszorginstelling stelt men van hoog tot laag dat de zorgvrager centraal staat. Alles draait dus om de hulpvrager. Wat ligt dan meer voor de hand dat binnen de gezondheidszorginstelling een BOZED wordt opgericht. Een beroepsgroep die vertegenwoordigd is door alle geledingen binnen de organisatie: zorgvragers, hulpvragers of hun vertegenwoordigers; verpleegkundigen, verzorgenden, behandelaars, managers, Raad van Bestuur en andere professionele hulpverleners, die gezamenlijk pijnpunten signaleren en vervolgens gezamenlijk naar wegen zoeken om deze naar tevredenheid op te lossen binnen de mogelijkheden die er zijn.
Op deze wijze kan voorkomen worden dat elke discipline voor zijn eigen toko opkomt waardoor het niet meer gaat over de zorgvrager, maar om eigen wensen gerealiseerd te krijgen. Werkelijk opkomen voor de zorgvrager kan alleen maar gezamenlijk en integraal. Wanneer hier niet voor gekozen wordt, worden zelf gebouwde bolwerken en bolwerkjes in stand gehouden wat niet in het belang van de zorgvrager is. Dat lijkt me een open deur.
Een ander belangrijk punt om BOZED op te richten is het feit dat het belangrijk is om een sterke lobby op te bouwen om in politiek Den Haag op te komen voor de zorgvrager. Wanneer raden van bestuur, behandelaren, verpleegkundigen/verzorgenden, patiënten-/cliëntenverenigingen ieder voor zichzelf lobbyen kan minder bereikt worden dan wanneer er gezamenlijk gelobbyd wordt onder het motto: wij streven gezamenlijk naar Optimale Zorg- en Dienstverlening.
Deze visie roept allen die bij de zorg betrokken zijn op tot een andere manier van denken. Het betekent een stuk van de eigen autonomie te delen met anderen en deze onder kritiek te durven plaatsen van anderen. Wanneer we naar de werkvloer kijken, kunnen we stellen dat zowel de zorg van behandelaars, verpleegkundigen en verzorgenden als de mantelzorgers en de verenigingen die opkomen, ieder vanuit de eigen deskundigheid hetzelfde nastreven. Optimale zorgverlening waar geluisterd wordt naar de zorgvrager waardoor de zorgvrager zich begrepen voelt en daardoor veiligheid en geborgenheid ervaart, zodat het leven van de zorgvrager als zinvol ervaren kan worden. Dit geldt zowel voor hen die in ziekenhuizen verblijven, of in een GGZ-instelling, verzorgingshuis, instelling als voor mensen met een verstandelijke beperking en/of lichamelijke handicap.
Dit kan alleen bereikt worden wanneer zorgverleners (behandelaars, verpleegkundige/verzorgenden, mantelzorgers) elkaar niet alleen serieus nemen maar eensgezind werken en de zorgvrager zien als ervaringsdeskundige. Alle zorgverleners hebben vanuit hun specifieke invalshoek een deskundigheid en worden gevoed door de zorgvrager te (h)erkennen als ervaringsdeskundige van wie zij veel kunnen leren.
Een integrale zorgverlening is basisvoorwaarde om tot een professionele zorgverlening te komen en daarbij wordt de stelling gehanteerd dat de zorgvrager ervaringsdeskundige is en niet alleen als iemand die aan onze zorgen is toevertrouwd. Het lijkt mij de taak van de Raden van Bestuur om een beleidsplan op te stellen die het mogelijk maakt om een BOZED binnen hun organisatie te initiëren en te implementeren.
Een BOZED waarin de ervaringsdeskundigen deel hebben en dat uitgangspunt is van het te voeren beleid binnen hun organisatie. Het is hun taak om managers hierover te instrueren en handvatten te bieden om dit op de werkvloer mogelijk te maken. Dat brengt ook met zich mee dat leden van de Raad van Bestuur en managers zich op de werkvloer dienen te begeven om dit uit te dragen, de professionals daartoe stimuleren en ondersteunen. Ook voor hen geldt dat de zorgvrager centraal dient te staan in plaats van de computer; ook voor hen geldt dat zij enorm veel kunnen leren van de zorgvragers als ervaringsdeskundigen.
Uit het boek van Gonny ten Haaft, Dokter is ziek – Als patiënt zie je hoe zorg beter kan (Uitgeverij Contact) kun je concluderen dat het ook voor managers en leden van Raden van Bestuur helemaal niet zo gek zou zijn regelmatig mee te werken op de werkvloer en goed te luisteren en te kijken wat er zich op de werkvloer concreet afspeelt. Uit dit boek blijkt dat verpleegkundigen, behandelaars, zorgbestuurders, een heel ander beeld hebben over hun wijze van functioneren dan zoals zij dat ervaren hebben toen zij patiënt waren. Zij ontdekten dat hun belevingsrealiteit duidelijk anders was als professional dan toen ze patiënt waren. Uit haar boek blijkt dat de ervaringsdeskundigheid van zorgvragers binnen de intramurale gezondheidszorg door de professionals niet onderkend wordt. Een pijnlijke constatering.
Gesteld kan dan ook worden dat de zorgvragersvriendelijkheid veel minder vriendelijk is dan zorginstellingen en beleidsmakers beweren.
Zo stelt Herre Kingsma, medisch specialist en bestuursvoorzitter bij het Medisch Spectrum Twente, na opgenomen te zijn geweest: “Het is een mantra: We zeggen dat de patiënt centraal staat, maar we houden er ons niet aan. De dokter staat centraal en de verpleegkundige staat centraal”.
Alleen om die reden is het al belangrijk om mantelzorgers en de zorgvragers als ervaringsdeskundigen bij het afdelingsgebeuren te betrekken. Kritiek wordt onder meer geuit op de verpleegkundigen dat zij wel erg vaak het woordje “straks” gebruiken. Een woord dat niets voorstelt en waarmee de zorgvrager het bos wordt ingestuurd.
Wim de Die, bestuursvoorzitter van de Maartenskliniek ergerde zich mateloos aan het woordje “wij” dat verpleegkundigen te onpas gebruiken en sprak over een: “hoe-voelen-wij-ons-vandaag syndroom”, waar verpleegkundigen aan lijden.
Gepleit wordt voor een purser die opkomt voor de belangen van de zorgvrager, iemand die zich daadwerkelijk bekommert om de zorgvrager en zich verantwoordelijk weet voor de zorgvrager. Die in staat is om de relatie tussen zorgvrager en professional te verbeteren.
Wat verder opvalt is dat anders dan de aan de regering adviserende Raad voor de Volksgezondheid en Zorg stelt, de patiënt veel minder wilskrachtig en goedgebekt is, of goede vragen formuleert. Het blijkt dat een patiënt een ander mens is geworden dan toen hij gezond was. Zo zegt een arts in Medisch Contact: “Als patiënt ben je een ander mens”.
NRC Handelsblad concludeert: “Ook artsen raken verloren in de medische doolhof… de patiënt is helemaal niet zo mondig als de overheid roept” (25 maart 2010).
“Ik verloor mijn mondigheid”, zegt een verpleegkundige: “Als ik al niet mondig kan zijn, hoe moet dat dan zijn voor mensen die voor het eerst in een ziekenhuis liggen?”
Wat verder in Ten Haafs boek opviel was het feit dat deze professionals aan den lijve ervaarden hoe zij zich eenzaam en verloren voelden. Men ervaarde ineens wat het betekent een “geval” te zijn in plaats van een persoon met eigen emoties en verlangens. Zij constateren dan ook dat ziek zijn zwaar is en dat het “weten” daarvan heel anders is dan het aan den lijve ervaren. Gesteld wordt dan ook dat vakinhoudelijke kennis en technische vakbekwaamheid alleen onvoldoende zijn om een goede behandelaar, verpleegkundige, manager of lid van de Raad van Bestuur te zijn. “Voor warmte en zorg heb je veel ruimte nodig” (Trouw, 7 april 2010).
Waar het volgens de geïnterviewden aan ontbreekt in hun werk is goede communicatie, een vriendelijk woord tegen de zorgvrager. Onvoldoende afstemming tussen de verschillende disciplines als ook verzakelijking en bureaucratisering zijn belangrijke boosdoeners. Alles moet snel, doelmatig en goedkoop, want de instelling moet overeind blijven in een concurrerende markt.
Gesteld wordt verder: Om een goed professional te zijn waarbij de zorgvrager als ervaringsdeskundige centraal staat, schijn je zelf eerst die ervaring te moeten hebben gehad om dat te begrijpen. Dan ervaar je ten volle dat een zorgvrager afhankelijk en zwak is en niet mondig en sterk zoals ons voorgehouden wordt. Een zorgvrager gedijt bij aandacht, warmte en betrokkenheid. Ingezien werd dat, toen wij, voor wij ziek werden, met de beste bedoelingen dezelfde beoordelingsfouten maakten als degenen door wie wij verzorgd werden.
Een BOZED waarin de zorgvrager en ervaringsdeskundige in mee participeert kan de mogelijkheid bieden om uit de gesignaleerde impasse te komen. Of ervaringsdeskundigen, zorgverleners, managers en Raden van Bestuur daartoe bereid zijn is niet duidelijk. Duidelijk is wel dat zoals we nu bezig zijn niet in het belang is van de zorgvragers.