Skip to main content

Tim Robbe

Het vakmanschapsmodel: De professional en de cliënt als uitgangspunt voor transformatie in het sociaal domein

Sinds de decentralisaties in 2015 hebben Nederlandse gemeenten de verantwoordelijkheid gekregen om jeugdzorg (Jeugdwet), maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) en participatie (Participatiewet) te organiseren. Hoewel deze decentralisaties gepaard gingen met een forse taakuitbreiding, moesten gemeenten dit binnen beperkende financiële kaders realiseren.
Na tien jaar is het resultaat een stelsel dat zich vaak kenmerkt door bureaucratie en starre contracten. Gemeenten blijven worstelen met de vraag hoe zij zorg en ondersteuning van hoge kwaliteit kunnen organiseren zonder te vervallen in complexiteit en inefficiëntie.
Dit artikel verkent een alternatieve benadering, die vakmanschap en samenwerking tussen professional en cliënt centraal stelt, en bijdraagt aan de transformatie die het sociaal domein nog steeds dringend nodig heeft. Daarnaast belicht het artikel de kaderstellende rol van de gemeenteraad in het bewaken van de speelruimte van zowel professionals als cliënten. Een democratisch gelegitimeerde verordening biedt de noodzakelijke kaders, terwijl professionals en cliënten samen de zorg vormgeven binnen die kaders.

De kok als metafoor voor de professional

De uitdaging van maatwerk in het sociaal domein is te vergelijken met het runnen van een restaurant. Iedere gast heeft zijn eigen voorkeuren en behoeften. Sommigen eten geen vlees of vermijden bepaalde allergenen, terwijl anderen een specifieke voorkeur hebben voor zoet of pittig. De kok in een restaurant moet met deze uiteenlopende wensen omgaan. Dit vraagt meer dan alleen het volgen van standaardrecepten; het vraagt om vakmanschap.

Een kok die alleen recepten uitvoert, kan gerechten bereiden zoals voorgeschreven. Maar zodra de omstandigheden afwijken – bijvoorbeeld door ontbrekende ingrediënten, beperkte keukencapaciteit of onverwachte verzoeken – schiet deze aanpak tekort. Een vakman onderscheidt zich door improvisatievermogen en het vermogen om gerechten te creëren die aansluiten bij de individuele behoeften van gasten. Cruciaal hierbij is dat de kok de gast actief betreft. Een ervaren kok stemt af met de gast, luistert naar zijn voorkeuren en creëert samen met hem een maaltijd die past bij de smaak en wensen van de gast.

In het sociaal domein geldt hetzelfde principe. De professional en de cliënt vormen samen het hart van de zorg en ondersteuning. De cliënt levert niet alleen input over zijn situatie en wensen, maar speelt ook een actieve rol in het vormgeven van de zorg en ondersteuning. De professional fungeert als gids, die met expertise en vakmanschap de mogelijkheden binnen de gestelde kaders ontsluit.

Transformatie in het sociaal domein

De term “transformatie” komt erg vaak voor in documenten en gesprekken in het sociaal domein, maar wat betekent het concreet? In essentie gaat het om het vereenvoudigen van de dienstverlening en het systeem waarin deze dienstverlening is ingebed. Dit maakt het mogelijk voor professionals en cliënten om samen invulling te geven aan zorg en ondersteuning die aansluit bij de behoeften van de cliënt of jeugdige, binnen de kaders die door de gemeenteraad zijn vastgesteld. Deze kaders, opgenomen in een democratisch gelegitimeerde verordening, bepalen de speelruimte waarin professional en cliënt zorg en ondersteuning kunnen inrichten.

Het onderscheid tussen kaderstelling door de gemeenteraad en uitvoering door professional en cliënt is fundamenteel. De raad bepaalt welke activiteiten en middelen binnen de publieke opdracht vallen en waar grenzen liggen. Hij verdeelt de schaarste. Dit zorgt ervoor dat professionals zich duidelijk kunnen richten op hun werk en cliënten weten wat zij mogen verwachten. Binnen duidelijke kaders ontstaat ruimte voor interactie en co-creatie tussen professional en cliënt.

Het Vakmanschapsmodel: ruimte voor co-creatie

Het Vakmanschapsmodel biedt een kader waarin professionals en cliënten gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen voor het vormgeven van zorg en ondersteuning. Dit model stelt niet het systeem, maar de samenwerking tussen professional en cliënt centraal. Tegelijkertijd waarborgt het model dat de gemeenteraad duidelijke kaders stelt over wat binnen de professionele en cliëntgerichte ruimte valt.

Het Vakmanschapsmodel werkt met gedefinieerde deskundigheden (bijvoorbeeld gedragswetenschappers, psychologen, jeugdwerkers, ervaringsdeskundigen, enzovoort) op bekende deskundigheidsniveaus (bijvoorbeeld MBO, HBO en WO), die zijn te koppelen aan transparante tarieven. Deze tarieven zijn gebaseerd op cao’s en redelijke kostprijselementen. Het model geeft professionals de ruimte om binnen deze kaders zelfstandig te handelen en samen met cliënten oplossingen voor zorg en ondersteuning te ontwerpen die aansluiten op individuele behoeften.

De toegang tot zorg en ondersteuning speelt een sleutelrol in dit model. Zij vormt de toegangspoort tot zorg en ondersteuning en werkt samen met cliënten om de intensiteit, duur en inhoud van de zorg en ondersteuning te bepalen. Tegelijkertijd bewaakt de gemeenteraad in de verordening dat de middelen rechtvaardig verdeeld blijven. Door deze verdeling op democratische wijze te legitimeren, ontstaat een stevig fundament waarin zowel de belangen van de gemeenschap als die van individuele cliënten is te waarborgen.

Stimulering van kwaliteit als aanvulling op het model

Een waardevolle aanvulling op het Vakmanschapsmodel is de mogelijkheid om niet-afdwingbare normen te introduceren die (jeugdzorg)aanbieders stimuleren om kwaliteit te leveren. Deze normen kunnen zich richten op het behalen van resultaten bij cliënten of cliëntpopulaties, waarbij de nadruk ligt op concrete doelen zoals zelfredzaamheid of participatie of doelen die cliënten zélf stellen.

Een voorbeeld van zo’n norm kan zijn dat aanbieders streven naar een succesratio van 95% bij eenvoudige casussen en 85% bij complexe situaties. Deze normen kunnen gemeenten koppelen aan andere indicatoren zoals een minimale cliëntervaring en naleving van veiligheidsnormen. (Jeugdzorg)aanbieders die deze doelen behalen, kan de gemeente dan bijvoorbeeld erkennen met een keurmerk dat hun prestaties zichtbaar maakt. Dit keurmerk biedt niet alleen een vorm van publieke waardering en erkenning, maar stimuleert ook gezonde concurrentie op basis van kwaliteit.

Door dergelijke prikkels in te zetten, kunnen gemeenten niet alleen transparantie vergroten, maar ook een cultuur van continue verbetering bevorderen. Bovendien biedt het cliënten en professionals inzicht in welke (jeugdzorg)aanbieders het meest succesvol zijn in het leveren van maatwerk en het behalen van resultaten. Deze inzichten dragen bij aan een systeem dat zowel cliëntgericht als resultaatgericht is.
Conclusie

Het Vakmanschapsmodel biedt een alternatief voor vigerende modellen in het huidige sociaal domein, waarin bureaucratie en starre systemen vaak nog steeds de boventoon voeren. Door vakmanschap centraal te stellen en ruimte te bieden voor samenwerking tussen professional en cliënt, kunnen gemeenten effectievere hulp organiseren die aansluit bij de behoeften van inwoners. Tegelijkertijd onderstreept het model het belang van een kaderstellende gemeenteraad, die de speelruimte van professionals en cliënten definieert en de democratische legitimiteit van het systeem borgt.

De toevoeging van niet-afdwingbare normen en kwalitatieve prikkels laat zien dat er ruimte is voor innovaties die de betrokkenheid van (jeugdzorg)aanbieders, professionals en cliënten vergroten. Dit versterkt niet alleen de kwaliteit van de zorg en ondersteuning, maar ook het vertrouwen in het systeem. Gemeenten kunnen deze inzichten benutten om het sociaal domein toekomstbestendig te maken.

Zoals een vakman in de keuken gerechten creëert in samenspraak met zijn gasten, zo kunnen professionals en cliënten samen zorg en ondersteuning vormgeven die past bij hun unieke situatie. Democratische kaders bieden hierbij een veilige en rechtvaardige basis waarin ruimte ontstaat voor maatwerk, co-creatie en stimulering van kwaliteit


Tim Robbe is voortrekker en bestuurslid van Stichting Beroepseer

Dit artikel verscheen eerder op Sociaal web: https://sociaalweb.nl

Alarm in de jeugdzorg: minister offert keuzevrijheid ouders op aan omzetgarantie grote zorgaanbieders

Stel, je hebt een gezin waar alles wel lekker loopt. Het enige waar je zorgen over hebt is dat één van je kinderen autistisch is. Of geestelijk gehandicapt. Stelt nu dat je na de diagnose via Google of andere ouders een zorgaanbieder vindt die je kind kan helpen. Dat vind jij als ouder, dat vindt de psycholoog die de diagnose stelt, dat vindt de huisarts en dat vindt de zorgaanbieder ook. In meer dan 90% van de gemeenten kun je op dit moment dan zorg krijgen bij die zorgaanbieder. Deze gemeenten hebben namelijk een inkoopsysteem waarbij zij contracten sluiten met alle aanbieders die aan strikte kwaliteitseisen voldoen en die akkoord gaan met het gemeentelijke tarief.

Als het aan de minister ligt stoppen gemeenten zo snel mogelijk met deze werkwijze. Vrijdag 7 juni 2019 liet de minister opnieuw weten dat gemeenten een alternatief inkoopsysteem moeten gaan hanteren.[1] In dat alternatief moeten gemeenten nog maar met een beperkt aantal grote aanbieders een contract sluiten voor het leveren van jeugdzorg. Dit inkoopsysteem is nodig om de grote aanbieders overeind te houden. Zij hebben omzetgaranties nodig. De minister ruilt dus de keuzevrijheid van ouders en de innovatie van nieuwe zorgaanbieders graag in voor bestaanszekerheid van bestaande, grote aanbieders die nog steeds niet geïnnoveerd hebben.

Niet alleen onnodig, maar ook onwenselijk

De argumenten van de minister zijn bijzonder hard voor ouders van kinderen met een beperking. Voor ingewijden in (de inkoop in) het sociaal domein zijn zij ook onbegrijpelijk. Ik ben zowel ouder als ingewijde. Ik ben dus zowel boos als verbaasd. Het alternatief dat de minister schetst is niet alleen onnodig, het is ook onwenselijk.

Dat het alternatief juridisch gezien onnodig is, staat vast. Het inkoopsysteem dat meer dan 90% van de gemeenten gebruikt, valt helemaal niet onder een aanbestedingsplicht. Het probleem voor de minister is dat zijn alternatief daar wel onder valt. Het strijden tégen een aanbestedingsplicht is dus vooral voor de bühne en strijden vóór zijn eigen alternatief. Zijn beleidsmarketing is echter zo goed, dat er al gemeenten zijn die beginnen te geloven dat het invoeren van zijn alternatief tot financieel en kwalitatief voordeel leidt.

Dat is echter onzin. Alle gemeenten, ongeacht hun inkoopmodel, hebben namelijk tekorten. Ook die gemeenten die al volgens het model werken dat de minister voorstelt. Onderzoek van het ministerie toont zelfs aan dat er geen relatie is te leggen tussen het inkoopsysteem en de tekorten.[2] Dus waarom wil de minister dit?

Waarschijnlijk omdat hij geen onderscheid maakt tussen de honderdduizenden gezinnen met ‘lichte’ problematiek waar wij toe behoren en de enkele duizenden gezinnen waar sprake is van ‘zware multiproblematiek’.[3] Voor onze gezinnen is samenwerking tussen zorgaanbieders helemaal niet zo belangrijk. Een goede zorgaanbieder wel. Daarvoor kunnen kiezen is belangrijk voor de kwaliteit van de zorg. Dat bij de multiprobleem-gezinnen, waar veel aanbieders bij betrokken zijn, de samenwerking wél beter moet is natuurlijk duidelijk.

Wat de minister blijkbaar niet lijkt te weten is dat binnen het inkoopsysteem dat gemeenten nu hanteren aanbieders gewoon mógen samenwerken. Gemeenten mógen dat ook gewoon faciliteren. Zijn alternatief is daar helemaal niet voor nodig. Waarom weet de minister dit niet? Naar wie laat hij zijn oren hangen voor advies? De grote vraag is namelijk waarom aanbieders nu nog niet samenwerken terwijl dat gewoon kán. En waarom zouden zij dat dan wel gaan doen in het alternatief van de minister, waarin onze gezinnen aan verplichte winkelnering moeten doen en uitwijken naar innovatieve, nieuwe, betere zorgaanbieders onmogelijk is?

Keuzevrijheid afgekocht

Er is dan volgens de minister immers geen concurrentie meer. En dat is goed. Maar is er nu wel concurrentie dan? Welnee. De grote aanbieders van 2015 draaien ook in 2019 bij gemeenten nog steeds de grootste volumes. Dat zij dan onvoldoende omzetten om te blijven bestaan heeft meerdere redenen, maar de ‘concurrentie’ met kleine zelfstandige praktijken is er in ieder geval geen. Misschien zijn gemeentelijk tarieven te laag? Of is het slecht financieel inzicht? Volgens de banken ligt het (ook) aan het slechte financieel inzicht van aanbieders dat er zoveel klant zijn bij bijzonder beheer.[4] Het alternatief van de minister lost deze problemen niet op. Sterker nog, hij kaart ze niet eens aan. In plaats daarvan koopt hij volgend jaar voor EUR 450 miljoen onze keuzevrijheid af. Gemeenten blij. Grote aanbieders blij.

Het cliëntperspectief dat de minister schetst in zijn stukken van vrijdag is dan ook geen cliëntperspectief. Honderd aanbieders zijn niet het probleem, maar honderd keer je verhaal moeten vertellen om überhaupt zorg te krijgen. Ook daar geen woord over. Over onze ruggen stelt hij wel dat keuzevrijheid ‘principieel kwestieus’ is gezien de wettelijk opgave. Dat is bijzonder hypocriet. De minister is namelijk in een ander dossier bereid de wet aan te passen als uitspraken van de hoogste rechter hem niet zinnen.[5] Terwijl alle cliëntorganisaties tegen zijn![6]

Donderdag 13 juni 2019 spreekt de Kamer de minister. Ik hoop dat zij wél onze gezinnen willen vertegenwoordigen.
Zie: https://www.tweedekamer.nl/debat_en_vergadering/uitgelicht/overleg-over-jeugdhulp (niet meer beschikbaar).

 

Noten
[1] https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2019Z11619&did=2019D23915 (Bijlage: Beschouwing over inkoop jeugdhulp, kwaliteit en verantwoording).
[2] Significant, Benchmarkanalyse uitgaven jeugdhulp in 26 gemeenten, 19 april 2019. Onderzoek uitgevoerd voor het ministerie van VWS.
[3] Zie bijvoorbeeld brief Iederin en Per Saldo: https://iederin.nl/besteed-extra-miljard-voor-jeugdhulp-ook-aan-kinderen-met-een-beperking/
[4] https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2286707-banken-bezorgd-over-wankele-jeugdzorginstellingen-ondanks-extra-geld.html
[5] https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2019Z07659&did=2019D15639
[6] https://iederin.nl/indiceren-op-resultaat-minder-rechten-minder-hulp/