Skip to main content

Jan Willem Eggink

BEROEPSZEER: DE VERVREEMDING VAN DE 21e EEUW

Veel professionals in de zorg en het onderwijs klagen over de teloorgang van hun beroepstrots als gevolg van opgelegde bureaucratisering en oneigenlijk protocollisering van hun beroepsuitoefening. Tegelijk neemt het percentage depressieve en gestreste managers hand over hand toe, terwijl beleidsmakers, tot ministers toe, zich in zeer persoonlijke bewoordingen via internet aanbieden om persoonlijk suggesties in ontvangst te nemen hoe hieraan een halt toe te roepen. Aan goede wil, van hoog tot laag, dus geen gebrek. Wat maakt dan dat de trein maar door dendert?

Kennelijk zijn er systemische factoren in het spel, die tot nu toe te weinig aandacht krijgen. Om meer zicht te krijgen op deze factoren is het volgens mij behulpzaam om te kijken hoe ongeveer 100 jaar geleden vergelijkbare processen in de productie-economie zijn verlopen. Mijn stelling is dat wat tegenwoordig ‘beroepszeer’ heet, in grote mate overeenkomt met wat Marx aan het eind van de 19e eeuw ‘vervreemding’ noemde. Marx doelde met dit begrip op het fenomeen dat arbeiders door de steeds verder gaande arbeidsdeling het contact verloren met het directe resultaat van hun arbeid.

Het ultieme voorbeeld is de vakman dorpssmid die lopende bandwerker wordt in een fabriek waar hij steeds dezelfde handeling uitvoert, zonder ooit het eindproduct waar hij aan heeft bijgedragen onder ogen te krijgen. Hij verdient meer dan vroeger, maar dat gaat ten koste van het perspectief op een zinvol bestaan. In het niet zo zeldzame worst case scenario eindigt hij depressief en aan de drank. De leraar of zorgverlener in de 21e eeuw die vroeger een eigen domein had, zijn klas of haar patient, is nu ingeschakeld als één van de professionals die zich vanuit zijn/haar specifieke kennis of rol bezighoudt met een bepaald aspect van het ‘cliëntsysteem’. Deze bemoeienis wordt vaak strikt geprotocolleerd. Waarom is dat nodig? Enerzijds wil men de kwaliteit van de geleverde zorg/dienst zo hoog mogelijk maken, anderzijds wil men de kosten beheersbaar houden. De kwaliteit wordt opgeschroefd door allerlei specifieke deskundigheid beschikbaar te maken voor de klant (bijv. remedial teaching). Dit legt echter een extra last op het management om het systeem met deze dure ‘extra’s’ uiterst rationeel te sturen. Het gevolg is dat de gehele ‘dienstenketen’ aan striktere voorwaarden en strakke logistiek wordt onderworpen.

Schaalvergroting heeft daarbij twee voordelen: kostenbesparing op ondersteunende diensten en flexibelere inzet van (specialistisch) personeel. Voor Marx was vervreemding het logische gevolg van het allesoverheersende streven naar efficientie (lees winstmaximalisatie) van de kapitaalbezitters. Steeds verfijndere productie-planning en logistiek reduceerde de arbeider van een vakman tot een radertje in een geoliede productie-machine. Door vervreemding te analyseren als logisch gevolg van het streven naar winst-maximalisatie (return on investment), legde Marx de vinger op een belangrijk mechanisme dat, hoewel minder recht-toe-recht-aan dan hij aannam, tot op de dag van vandaag een open zenuw is van het kapitalistische systeem (zie de discussie over shareholders value, ABN-AMRO etc..)

In de huidige non-profit dienstensector ligt de aansturende dynamiek iets anders, zoals we hierboven hebben laten zien, maar de vraag waar het hier om gaat en die op dit moment voor elke professionele mens, manager en minister actueel is, is de volgende: Wat is precies de relatie tussen het streven naar een zo efficiënt mogelijk gebruik van financiële middelen op macro-niveau en het ontstaan van vervreemding op de werkvloer? Marxiaans geredeneerd is het simpel: een fabriekseigenaar wil zo veel mogelijk produceren tegen zo weinig mogelijk kosten. Dus hij vraagt een paar wetenschappers uit te vogelen wat hij dan moet doen. Sinds Taylor weten wij het antwoord daarop: standaardisatie, schaalvergroting en automatisering. Standarisatie betekent protocollering en herhaling van handelingen en daarmee verschraling van werkinhoud en beleving van zin voor de arbeider en schaalvergroting betekent anonimisering en bureaucratisering van werkrelaties en automatisering betekent het elimineren van de lastige en dure factor arbeid uit het productieproces. Kortom: zolang standaardisatie , schaalvergroting en automatisering het antwoord blijven op het streven van efficiënt gebruik van financiële middelen, moet je van goede huize komen om niet te eindigen met een werkvloer waar mensen zich niet gezien voelen, het zicht kwijt zijn op het nut van wat ze doen en moeite hebben hun motivatie op peil te houden (jammer dat we u nog niet kunnen vervangen door een goedkopere, minder geschoolde arbeidskracht of een machine of computer, maar we werken er hard aan!). In dit verband is het opmerkelijk dat depressiviteit en alcoholisme tegenwoordig hard op weg zijn om, net als in het begin van de 20e eeuw, weer volksziekte nummer 1 te worden.

De praktijk is gelukkig veel minder zwart-wit dan bovenstaande redenering voorspelt. Er zijn overal mensen die nog steeds geïnspireerd naar hun werk gaan en de technologische vooruitgang heeft ons niet alleen automatisering van traditionele productieprocessen gebracht, maar ook nieuwe banen en nieuwe communicatiemogelijkheden. En misschien wel het allerbelangrijkste: de lonen zijn hoger dan ooit en de welvaart beter verdeeld. Kortom: er is veel meer mogelijk dan Marx dacht en waarschijnlijk dus ook dan wij nu denken. Dat is het goede nieuws. Unlimited possibilities, unlimited challenges, unlimited solutions. Dat is de inspirerende kant van het verhaal.
Om niet te blijven steken in ad-hoc projecten en het creëren van “eilanden van geluk en inspiratie in een zee van vervreemding en onvrede” moeten we echter toch ook structureel de systemische krachten die vervreemding in de hand werken onder ogen zien en aanpakken. En de Marxiaanse recht-toe-recht-aan analyse legt daarbij heel adequaat de vinger op de zere plek: technologie gedreven schaalvergroting en standaardisatie om maar efficiënt met ons beperkte budget om te gaan. De hamvraag lijkt mij dan ook: zijn er andere manieren om de kosten in de hand te houden dan de steeds maar verdergaande consolidatie in de zorgsector en het onderwijs zijn gang te laten gaan? De relatie tussen schaalvergroting en het losraken van het management met de werkvloer is evident. Bij een bepaalde schaal kunnen problemen niet meer in relatie opgelost worden, maar uitsluitend nog via een bureaucratische procedure die eindigt in een categorische regel of protocol. In die zin komt standarisatie automatisch mee met schaalvergroting.

Het logische ‘tegengif’ is het creëren van relatief autonome eenheden, business units, faculteiten of afdelingen. Deze vorm van organisatie is wijd verspreid, maar functioneert alleen als er voldoende vrijheid is om budget naar eigen goeddunken aan te wenden en er tevens een manager aan het hoofd staat die het ambigue spel van relatieve autonomie goed weet te spelen. Deze combinatie blijkt helaas schaars (zie o.a. verkennend onderzoek FNV naar de Nederlandse baas in vorige artikel!). De kern van de ervaring van vervreemding is onmacht en zinloosheid. Handelingen moeten verrichten waar je de zin niet van inziet en juist de dingen die je graag zou willen doen niet kunnen of niet mogen doen. Aan de ene kant kan je dus zeggen dat vervreemding een individueel probleem is van een foute perspectiefkeuze of een gebrek aan kennis en inzicht in hoe de hazen lopen. Aan de andere kant maken schaalvergroting en standaardisatie/protocollering van de organisatie het steeds moeilijker voor mensen om geïnspireerd hun werk te doen. Wat nodig is zijn dus structurele maatregelen die deze twee ontwikkelingen een halt toeroepen.

Waar ik aan denk zijn bijvoorbeeld:

1. beperking van verdere fusies door de financiering van zorg en onderwijs zo regelen dat schaalvergroting boven een bepaalde omvang wordt ontmoedigd.

2. zeggenschap voor professionals als target en benchmark opnemen in de jaarplannen en evaluaties van concerns. Ongetwijfeld zijn hier nog allerlei maatregelen aan toe te voegen en ook over de modaliteiten ervan zijn we nog niet klaar, maar ik hoop hiermee een bijdrage te hebben geleverd om de discussie over de drijvende systemische krachten achter het beroepszeer van onze professionals aan te zwengelen.

Jan Willem Eggink

Overigens organiseert ‘De professionele mens’ op 6 juni een studiedag over het onderwerp ‘Inspiratie en vervreemding op het werk’. Zie: www.deprofessionelemens.nl