Skip to main content

Anne Onnink

Psychologisch onderzoek verliest aan kwaliteit en leidt tot miljoenen extra kosten

Bij de huisarts in de wachtruimte was het rustig zo aan het eind van de dag. Om me heen kijkend zag ik enkel een dame zitten. Ik schatte haar op begin vijftig. Afgaand op de doordringende walm van eau-de-cologne vermoedde ik dat ze alleen woonde. Ik nam plaats en knikte haar vriendelijk toe. Haar blik verraadde dat het niet lang stil zou blijven in de wachtruimte.

“Jij zult wel net van je werk komen”, vroeg ze meer stellend dan vragend.
“Nee, helaas niet. Momenteel ben ik… ehm… boventallig”.
“Wat deed je dan, als ik vragen mag?”
“Ik werkte als psychodiagnostisch werker in de geestelijke gezondheidszorg. Maar helaas ben ik niet de enige. Meer dan de helft van mijn collega-psychodiagnostisch werkenden in de GGz binnen Nederland voeren het vak niet meer uit”.
“De helft?! Hoe kan dat dan?”

“Nou. Je hebt de Nederlandse Zorgautoriteit. Dit is een organisatie die regels maakt en toezicht houdt op zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Zij hebben een tabel van beroepen samengesteld die zorgverzekeraars hanteren om te bepalen van welke functies de werkzaamheden vergoed worden. Deze organisatie heeft het voornemen om de functie van psychodiagnostisch werker wederom niet in de beroepentabel op te nemen. Dit zal ertoe leiden dat onze werkzaamheden binnen de GGz niet vergoed worden”.
“Wat zijn jullie werkzaamheden als psychodiagnostisch werker dan?”
“Wij worden opgeleid om psychologisch onderzoek te doen. Met dit onderzoek kun je op allerlei psychologische gebieden in een korte tijd veel informatie verzamelen. Hiermee kan een diagnose gesteld worden of wordt bepaald welke behandeling geschikt is”.

Dit gezegd hebbende viel de dame stil. Met haar handen gevouwen keek ze naar beneden, waarbij haar woorden zonder meer aan mij gericht waren: “Door een psychologisch onderzoek zit ik nu hier”.
Niet wetende hoe ik deze wending in het gesprek moest interpreteren, informeerde ik voorzichtig: “Ik begrijp niet zo goed wat u bedoelt”.
“Een half jaar geleden werd ik door deze huisarts verwezen naar de GGz omdat ik mijn temperament soms wat moeilijk onder controle heb. Mijn psycholoog stelde op een gegeven moment een psychologisch onderzoek voor. Degene die het onderzoek deed was ook een psycholoog. Mijn eerste indruk was dat het geen straf was om twee uur tegenover hem te mogen zitten. Dit veranderde na de eerste tests die hij bij me afnam. Ik kreeg de indruk dat zijn ervarenheid met de test niet ver afstond van die van mij. De manier waarop hij het onderzoek afnam gaf mij het gevoel zijn proefkonijntje te zijn. Helaas zijn deze gevoelens mijn zwakke plek, en gebeurde er waarvoor ik was aangemeld: mijn weinig lovende woorden stortte ik over hem uit en hij brak het onderzoek af. Uiteindelijk zou ik ‘momenteel niet testbaar zijn’ en werd ik verwezen voor een andere vorm van therapie. Ik voelde me niet serieus genomen en heb de contacten beëindigd en daarom zit ik nu hier. U begrijpt dus dat een psychologisch onderzoek niet op mijn verlanglijstje staat”.

Haar boosheid was bijna voelbaar in de wachtruimte. “Dat begrijp ik als ik uw verhaal hoor. Het is vervelend te horen dat psychologisch onderzoek voor u afgedaan heeft. Daarom wil ik u graag iets uitleggen. Maandag kwam ik hier ook om mijn oor te laten uitspuiten. Mijn huisarts was dusdanig met de spuit in mijn oor bezig dat ik hem informeerde dat het probleem zich alleen in het oor voordeed en niet verder in het hoofd. Naderhand gaf hij aan dat hij het weinig deed, maar dat zijn assistente op vakantie was. Kortom, het is een handeling die een huisarts kan uitvoeren. Maar je moet het vaak doen om er bekwaam in te worden, anders kun je er zelfs schade mee aanrichten. Vanuit een kosten- en tijd-technisch aspect houdt een arts zich bezig met geneeskundige vraagstukken en laat hij bepaalde handelingen over aan een assistent. Daarom ben ik vandaag terug en laat ik mijn oren nu uitspuiten door de assistente”.

“Ik begrijp je vergelijking. Dan bedoel je dat een psycholoog zich bezig gaat houden met andere zaken, zoals een depressie behandelen?”
“Inderdaad. Daar is hij voornamelijk voor opgeleid. Een psychodiagnostisch werker is specifíek opgeleid om psychologisch onderzoek te doen. Omdat wij niet in de beroepentabel zitten kiezen organisaties voor functies die wel in deze tabel staan. Vaak psychologen die kort daarvoor hun studie hebben afgerond en aan de basis van hun loopbaan staan”.
“Zoals in mijn situatie”.
“Dat weet ik niet natuurlijk. Maar wat de praktijk nu leert is dat psychologen na een tijdje een andere baan aannemen, vaak als behandelaar. Hun ervaring valt weg en op hun plaats volgt een nieuwe en vaak onervaren psycholoog. De kwaliteit van onderzoek blijft zo op een beperkt niveau steken. Terwijl met een bezetting van psychodiagnostisch werkers het niveau kan blijven doorgroeien”.
“Maar wat heb ik als cliënt aan die ervaring?”
“Door psychologisch onderzoek te laten doen door mensen die hier specifiek voor worden opgeleid en zich hierin blijven bekwamen maak je de kans op een foutieve diagnose of behandeling een stuk kleiner. Denk aan de huisarts met zijn spuit, ik moet vandaag weer komen, dat geld moet ook ergens vandaan komen. Helaas is ook uw situatie hiervan een voorbeeld. Deze situaties zullen steeds meer gaan voorkomen en dat zal de maatschappij ons indirect vele miljoenen euro’s kosten”.

“Mevrouw Van de Pol”, riep de huisarts.
“Nou, daar gaan we dan, maar eens uitleggen waarom ik weer uitgeschoten ben”.
“Als ik uw verhaal hoor vind ik het wel meevallen”.
Het was meer het uitschieten met de eau-de-cologne dat me naar de keel greep.

Anne Onnink

logo vvp 2Vereniging van Psychodiagnostisch werkenden (VVP): www.devvp.nl

Teken de petitie! Actiewebsite VVP: www.kopzorgminder.nl